Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1801
(1801)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijBedenkingen over het weinige, het welk wy van het jeugdig leven van Jesus door de euangelisten opgetekend vinden.Ik heb dikwerf deezen en geenen met verwondering hooren vraagen, - Zou jesus, wiens geboorte met zoo veele byzondere kenmerken gepaard ging, dat men iet groots van Hem verwagten mogt, byna dertig jaaren zoo geheel onbekend geleefd, en zich zoo weinig hebben laaten zien, dat van zyne jeugd niet meer merkwaardigs kon worden opgetekend, dan de Euangelisten ons verhaalen? Ik heb dit hooren vraagen, en ook meermaalen zelf gevraagd, maar nimmer een antwoord, dat my voldoende, dat my beslissend voorkwam, op deeze vraag hooren geeven, of ontvangen. Denkt evenwel niet, waarde Leezers! dat ik, het geen ik vervolgens aan uw oordeel, en ter uwer nadere overweeging, daaromtrend zal opgeeven, als voldoende of beslissend beschouwd wil hebben: - verre van daar! - ik zelf hegt daaraan geene meerdere waarde, dan men aan een gevolg, uit de vergelyking van deeze en geene omstandigheden opgemaakt, mag toekennen, - en ik zal my verheugen, zo ik eene betere en meer voldoende beantwoording van de vraag, boven opgegeeven, in 't vervolg onder 't oog mag krygen. Het oogmerk der Euangelisten (zoo heette het meestal, wanneer de geopperde zwaarigheid ter baane kwam) bepaalde zich geheel en alleen, om het gebeurde met jesus, van het oogenblik af aan, dat Hy zich aan het oogmerk, waartoe Hy op aarde kwam, geheel toewydde, te beschryven; daarby hadden de toenmaalige Christenen, daarby hebben wy nog heden ten dage het meeste belang; en zy maakten, om deeze reden, van zyne ge- | |
[p. 152] | |
boorte, en van de omstandigheden daarby voorgevallen, alleen in zoo verre gewag, als ook daarin kenmerken, dat jesus christus de waare Messias was, konden worden gevonden; terwyl zy hun verhaal met de beschryving van eenige voorvallen uit het jongelings leven van jesus, als niet zoo algemeen belangryk, niet hebben willen doen uitdyen. Oppervlakkig laat zich dit hooren; maar heet dit evenwel niet meer den knoop doorhakken dan losmaaken? daar 'er by eene nadere overweeging zoo veel gaapingen in te vinden zyn, en zoo veel stoffe tot vraagen overig blyft; als, b.v. waarom dan zoo omslagtig van den Kindermoord te Bethlehem, en de daardoor veroorzaakte vlucht van joseph en maria met den jongen jesus naar AEgypten, gewag gemaakt? Waarom dan het gebeurde met jesus in den Jerusalemschen Tempel, toen Hy twaalf jaaren oud was, uitgekipt, en het overige merkwaardige, 't welk jesus in zyn jeugdig leven verricht heeft, verzweegen? Zou een lucas, die zelf aan het begin van zyn Euangelium betuigt, dat hy alles, van vooren aan, ἄνωϑεν, a principio, van het begin van jesus geboorte af, naarstiglyk onderzocht had, eer hy zynen theophilus de levensgeschiedenis van jesus toezond, ook al het overige van jesus jeugdige verrichtingen zyne geschiedenis onwaardig gekeurd of over het hoofd gezien hebben - het byzonder geval met jesus in den Tempel alleen uitgezonderd? Mogt men van hem, die, door het mededeelen van die kleene proeve van het alreede zoo vroeg ontwikkeld denkvermogen van jesus, de nieuwsgierigheid van zynen theophilus, en van anderen, wien zyne levensgeschiedenis van jesus onder 't oog mogt komen, had opgewekt, niet verwagt hebben, dat hy meer van jesus jeugd zou hebben opgetekend, had jesus zich van zulk eene byzondere zyde in dien leeftyd reeds meermaalen laaten zien? Kan men vermoeden, dat hy de hoop zyner Leezers daarop dan wel zoo plotsling zou hebben afgesneeden, door aanstonds hier op te laaten volgen(*) - En jesus nam toe in wysheid en in grootte en in genade by god en by de menschen? Ik stem gereedelyk toe, dat de geschiedenis van jesus, van dien tyd af, | |
[p. 153] | |
toen Hy zyne bediening als openbaar Volksleeraar aanvaardde, voor de Christenen in 't algemeen boven alles belangryk is, - en ik dank de Voorzienigheid, dat wy haar zoo geheel, zoo volkomen bezitten; maar dat de Euangelisten ons geene andere byzondere preuven van jesus jeugdige verrichtingen zouden geleverd hebben, waren zy voorhanden geweest, daarvan kan ik my niet zoo gemakkelyk overtuigen; en daarom heb ik altyd het denkbeeld gekoesterd: 'er is met jesus, voor dat Hy in 't openbaar verscheen, niets meer byzonders, of dat eene buitengewoone opmerking verdiende, en de aandacht van anderen kon tot zich trekken, voorgevallen, behalven het gebeurde in Judea's Hoofdstad, 't welk lucas ons ook mededeelt(*); en ik heb my door de volgende bedenkingen in myn gevoelen versterkt gevonden. Men heeft 'er nimmer aan getwyfeld, of de Voorspelling, die wy by den Propheet esaias vinden(†), De stemme des roependen in de woestyne bereidt den weg des Heeren, en maakt zyne paden regt, moet toepasselyk gemaakt worden op de komst en prediking van johannes den Dooper, die als vooruit gezonden wierd, om de Jooden op den Messias opmerkzaam te maaken; gelyk dan ook alle Euangelisten eenpaarig hem voor den Voorlooper van den Messias erkennen: nu kan men uit het geschiedverhaal van lucas, die hier het meest breedvoerig is, ligtelyk opmaaken, dat johannes maar korten tyd vóór jesus is gebooren; ook schynt hy niet lang vóór de openbaare verschyning van jesus in de woestynen van Judea zyne prediking begonnen te hebben. Lucas(‡) stelt dit in het vyftiende jaar van Keizer tiberius, onder het Hoogepriesterschap van annas en cajaphas; en al in het begin van zyne prediking wees hy op den Christus, die in hun midden was, maar dien zy nog niet kenden: omtrend dien tyd nu, zegt lucas(§), begon ook jesus dertig jaaren oud te worden; begeeft zich naar johannes, om van hem gedoopt te worden; zondert zich daarop nog veertig dagen in de woestyne tot zyn ambt af; laat zich aan- | |
[p. 154] | |
stonds daarop in Nazareth, daar Hy was opgevoed, op eene buitengewoone wyze zien, en trekt door zyne leer en opgeklaarde denkwyze de aandacht en verwondering zyner Stadgenooten tot zich: uit al het welk genoegzaam blykt, dat johannes maar een zeer korten tyd vóór jesus zyne openbaare prediking begonnen heeft. En moest hy evenwel, in gevolge der door ons aangehaalde Voorspelling, de Voorlooper van den Messias weezen, en den weg des Heeren bereiden, dan kunnen wy alreede daarin een bewys tot staaving van ons vermoeden vinden, dat jesus, tot aan den tyd toe, dat Hy in 't openbaar verscheen, niets verricht heeft, het welk de aandacht en opmerkzaamheid der menigte kon tot zich trekken: want had jesus alreede vroeger van zyn buitengewoon vermogen en ongemeene wysheid preuven gegeeven, zo moest ook natuurlyk dat geen eerder gebeurd weezen, het welk in 't vervolg van tyd geschiedde; men zou Hem, naamelyk, lang voorheen, als een wonder van zynen tyd toegejuicht en gevolgd hebben, en Hy kon onmogelyk zoo lang onbekend gebleeven zyn. Maar hoe zou dan johannes Hem het eerst als de Christus hebben kunnen aankondigen? en hoe zou de Godspraak, die wy by esaias vinden, vervuld zyn geworden, wanneer jesus zich al eerder vertoond had als een Persoon, die verre boven het gros des menschdoms uitmuntte, en van wien men iet groots verwagten mogt? Nu integendeel, nu jesus tot op dit oogenblik geheel onbekend gebleeven was, gebeurde het geen gebeuren moest: - Johannes was de eetstet, die op jesus wees, en de hem omringende menigte op den Messias oplettend maakte, door zyne betuiging: Ziet het Lam Gods, het welk de zonden der wereld wegneemt(*). Maar ik ga nog een stap verder. Het geen by jesus geboorte plaats had, en de gevolgen daarvan, maakten het voor Hem nog al meer noodzaakelyk, om zich zorgvuldig te wagten voor al wat opzien baaren kon. Wy moeten, om hiervan overtuigd te worden, het toenmaalig heerschend nationaal denkbeeld aangaande den Messias te hulp neemen. De Jood in 't algemeen, zoo wel de geringe als de aanzienelyke, verwagtte in zynen | |
[p. 155] | |
Messias geen anderen dan een aardschen Koning, die het zoo diep gezonken Joodsch Gemeenebest uit de laagte verheffen, en tot een trap van grootheid brengen zou, dat het voor geen der aardsche Koningryken in luister behoefde te zwigten. Dit denkbeeld maakte, toen jesus nog maar pas gebooren, en het gerucht daarvan ook in Judea's Hoofdstad gekomen was, al aanstonds de jaloesie van een herodes gaande; die ook terstond daarop 't besluit nam, deezen zoo gevaarlyken mededinger van zyn kroon en scepter uit den weg te ruimen, en diensvolgens het onmenschelyk bevel gaf, om Bethlehem's pas ontlooken jeugd door de scherpte des zwaards te doen sneuvelen, in de hoop dat ook de jonggebooren Koning der Jooden daarby zyn graf zou vinden. Wy weeten uit de Euangelien, dat jesus, door eene byzondere bestelling der Godheid, het gevaar, dat Hem dreigde, ontkomen is; maar zou die zelfde Voorzienigheid niet telken reize hebben moeten tusschen beide komen, wanneer jesus, nu door deeze dan door geene preuven van zyn buitengewoon verstand en meer dan menschelyk vermogen, in zyne jeugd opzien verwekt had? Nu - nu jesus zoo stil, zoo onbekend en verborgen leefde, hielden ook alle aanslagen tegen zyn leven op, en men scheen het gebeurde te Bethlehem als geheel vergeeten te hebben. Maar zou dit ook gebeurd zyn, had jesus van zich doen spreeken, was men door het gerucht oplettend gemaakt op een Jongeling, die eenmaal gevaarlyk voor den Staat kon worden? Zou men dan ook niet spoedig ontdekt hebben, dat Hy dezelfde was, over wiens geboorte de Hemel zich geopend had? Niet alleen van den kant der Jooden, maar ook van dien der Romeinen, zouden jesus gewisselyk laagen zyn gelegd geworden; men zou het noodzaakelyk geoordeeld hebben, Hem eerder om te brengen, dan Hy gelegenheid had, om zich een grooten aanhang by het volk te maaken; wanneer zulks meer bezwaarlyk worden moest. Ook van deezen kant was het alzo noodzaakelyk, dat jesus in zyne jeugd geene openlyke preuven van buitengewoone grootheid gaf, maar stil en onbekend in het ouderlyk huis opgroeide, tot aan het oogenblik, het welk de Voorzienigheid meest geschikt oordeelde ter bereiking van haare oogmerken met jesus. En zou | |
[p. 156] | |
men ook daarin niet ten minsten eenigermaate de reden mogen zoeken, waarom die zelfde Voorzienigheid, die altoos, zo lang mogelyk, stil en ongemerkt op den gewoonen weg der Natuur voortgaat, eene geringe Maagd met de eer verwaardigde, de Moeder van den Verlosser des Menschdoms te worden? daar het hoogst onwaarschynelyk is, dat jesus, wanneer Hy in meer luisterryke omstandigheden was opgevoed geworden, zoo lang voor het scherpziend en argwaanend oog van Israël's grooten en aanzienelyken kon zyn verborgen gebleeven. Dit een en ander zamengenomen maakt het, myns inziens, zeer natuurlyk, dat wy in de Gewyde Geschiedenissen zoo weinig van het jeugdig leven van 's werelds Heiland vinden, en kan ons ten minsten eenigermaate overtuigen, dat wy zulks aan de onnauwkeurigheid der Euangelisten niet moeten wyten, maar de reden daarvan veeleer hebben te zoeken in de omstandigheden der toenmaalige tyden, welke jesus verplichteden, om zich voor alles, wat opzien baaren kon, zorgvuldig te wagten, - wilde Hy zyn leven, dat eens zoo nuttig voor de zaak der menschheid worden moest, niet vroeg noodeloos in de waagschaal stellen, - wilde Hy de Voorzienigheid niet tot een aantal van wonderbaare uitreddingen en bewaaringen verplichten, die het voordeel zoo weinig konden opweegen, het welk 'er in eene vroegere bekendwording van zyn Persoon en komst misschien lag opgeslooten; terwyl nog daarteboven, gelyk wy reeds vroeger aanmerkten, het geen 'er met johannes den Dooper moest voorafgaan, zulks even zoo weinig scheen toe te laaten. |