Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1801
(1801)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijGeschiedenis van de Agttiende Eeuw; bevattende al het merkwaardige, het welke, zo in als buiten Europa, in de laatste honderd jaaren, is voorgevallen, op eene zaakelyke en beknopte wyze beschreeven, en uit de beste en meest geloofwaardige Autheuren, en oorspronglyke Stukken, byeengetrokken. Door Jan Fokke. Iste Deel. Met Plaaten. Te Haarlem, by F. Bohn, 1801. In gr. 8vo. 414 bl.Tydsgelegenheden geeven eigenaartig aanleiding om pennen ten papiere te lokken. De Eeuwwisseling, zo kort geleden door ons beleefd, doet het oog in de ruimte der jongst verstreeke Eeuwe terug zien. Zeer | |
[p. 609] | |
onlangs kondigden wy het Historisch Tafereel der Agttiende Eeuwe aan(*). De thans voor ons liggende Geschiedenis van dat eigenste Tydperk is van eenen gansch anderen aart, en geschikt tot de opgave der Gebeurtenissen, zonder dezelve, tot eenig bepaald doel, te beredeneeren, 't welk het geval des anderen is. Wel te regt mag de Schryver zyn Voorbericht aanvangen: ‘Was 'er immer een tyd, vrugtbaar in aanmerkelyke en tevens gewigtige Voorvallen, zo is het, zonder tegenspraak, de nu reeds verloopene Agttiende Eeuw geweest; - eene Eeuw, in wier aanvang twee der magtigste Mogendheden, Frankryk en Spanje, welke jaaren lang tegen elkander in 't harnas geweest waren, en waarvan ieder zig de Alleenheersching over gansch Europa ten doel gesteld had, zig met elkander verbonden, waardoor de balans van magt in dat Waerelddeel verbroken, en de aanleiding tot een der bloedigste en hardnekkigste Oorlogen gegeeven wierd; - eene Eeuw, in wier midden de verbaazendste Verbintenissen voorvielen, en wier einde nog veel merkwaardiger is geworden, door de zeldzaamste Staatsomwentelingen, welke het Staatkundig Stelzel in Europa eene geheel andere, nieuwe en vreemde gedaante gegeeven hebben; - eene Eeuw, zo ryk in 't voortbrengen van groote en voornaame Mannen, wier daaden de aandagt van de geheele Waereld tot zig getrokken hebben; - eene Eeuw, eindelyk, in welke de Geleerdheid, de Kunsten en Weetenschappen zulk eenen verwonderlyken voordgang gemaakt hebben, dat derzelver weldaadige Invloed tot in de afgelegenste Streeken van Europa doorgedrongen is, waardoor dus de schadelykste vooroordeelen overwonnen zyn, en het schandelyk en dweepzuchtig Bygeloof genoegzaam geheel vernietigd is.’ Het bezwaarlyke om zulk een Werk uit te voeren gevoelt de Schryver, en stelt voor, hoe Waarheid, Onpartydigheid, Eenvoudigheid en Beknoptheid, de hoofdvereischten zyn in den Onderneemer eener zo moeilyke taake. - De Burger fokke betuigt, zyn best gedaan te hebben, om, in zyne Geschiedenis van de Agttiende Eeuw, aan die vier vereischten, door hem breeder ontvouwd, | |
[p. 610] | |
te beantwoorden. Hy onderrigt den Leezer wegens de samenstelling zyns Werks, met deeze woorden: ‘Het is onbetwistbaar waar, dat men in eene Algemeene Geschiedenis, waarin van zo veele onderscheiden Landen en Ryken moet gesprooken worden, onmogelyk een goed aaneengeschakeld Verhaal kan geeven, zonder telkens in onaangenaame, en den Leezer vermoeiende, afbreekingen te vervallen. Wy hebben derhalven goedgevonden onze Geschiedenis in Boeken te verdeelen, waarvan elk Boek een geheel op zigzelven uitmaakt. Dus treft men in het Eerste Boek de Gebeurtenissen van Italien, in het Tweede die van Spanje en Portugal, in het Derde die van Frankryk, in het Vierde die van Groot-Brittannien, in het Vyfde die van de Nederlanden en van Zwitzerland, in het Zesde die van Duitschland, in het Zevende die van de Noordsche Ryken en het Turksche Gebied aan.’ - Ongetwyfeld geeft deeze schikking het voordeel van eene meerdere éénheid dan een doorloopend Verhaal, naar de orde des tyds ingerigt; doch die eigenste schikking stelt den Schryver in het onvermydelyk geval, om niet ééne enkele maal, maar zomtyds vry dikwyls, tot het vermelden van dezelfde Gebeurtenis te komen. Toezeggingen van eene elders breeder behandeling, en terugwyzingen op plaatzen, waar van de aangeroerde Persoonen of zaaken uitvoeriger gesprooken is, zyn, in dit geval, de redmiddelen, van welken de Burger fokke zich ook, blykens den voet zyner bladzyden, bediend heeft. Men moet billyk de schikking eens Werks aan 's Schryvers keuze laaten, daar 'er voor en tegen te zeggen is, en men voorbeelden genoeg heeft van nog uitgebreider tydperken, dan die eener Eeuwe, op eene aaneengeschakelde wyze geschreeven, zonder dat de Schryvers dorre Kronykmaakers wierden. - De Geschiedboeker fokke zal ook, zo wy vermoeden, tot dus eene andere schikking moeten komen, als hy, volgens zyne toezegging, ‘de Geschiedenis van de drie overige Deelen der Waereld, de Kerklyke zaaken en den staat der Kunsten en Weetenschappen, Koophandel en Fabrieken der Agttiende Eeuwe tot het einde van dit Werk bespaart, om dezelve dan onafgebrooken te verhandelen.’ 's Schryvers Inleiding schakelt de Geschiedenis der Eeuwe, door hem onder handen genomen, aan de voor- | |
[p. 611] | |
gaande, op eene beknopte wyze. Naar zyn opgegeeven Plan doorloopt hy de aangeduide Ryken en Gemeenebesten van Europa, in dit Deel, tot den Vrede, te Utrecht, in den Jaare 1713, geslooten; - een voeglyk standpunt, om verademing te neemen, naa zo veel stryds onder de Mogendheden, en zo veel inwendige onlusten, in een en ander Land, bygewoond te hebben. Niet vreemd en voor den Nederlandschen Leezer niet ongevallig is de Burger fokke eenigzins breedspraakiger over de Vaderlandsche, dan over Buitenlandsche Geschiedenissen. Hier en daar heeft hy, zo deeze als geene, met korte Aantekeningen toegelicht. Veelvuldiger en uitgebreider zou hy dezelve zeer ligt hebben kunnen maaken; dan het blykt veelzins, dat hy zich der kortheid bevlytigd hebbe: deezer inagtneeming in een Werk, 't welk de Uitgestrektheid van eene geheele Eeuw, en de Geschiedenis aller Landen, moet bevatten, is hoogst aan te pryzen. Kan de Geschiedschryver alles in drie, of ten hoogsten vier Stukken, van grootte als het tegenwoordige, bevatten, zyn Werk zal des te aangenaamer en voor allen te geschikter weezen. De gaave van bekorten, zonder te benadeelen, is zeldzaamer dan die van uitbreiden, en daardoor onfeilbaar te verveelen. Met vollen regt telt fokke, de voornaamste Eigenschappen eener Geschiedenis opgeevende, daaronder de Eenvoudigheid, ‘waardoor,’ om 's Mans woorden te gebruiken, ‘de Geschiedenissen natuurlyk, en zonder verheevenheid, (die meer aan den Dichterlyken Styl eigen is,) voor het oog des Leezers gebragt worden, zonder egter door laage uitdrukkingen of laffe taal de Leezers te beledigen, en de deftigheid der Geschiedenis te benadeelen. Indien men zig den grooten Historieschryver wagenaar hier ten voorbeelde stelt, zal men weinig gevaar loopen van, ten deezen opzigte, te dwaalen.’ - Een welgekoozen voorbeeld; doch niet altyd hier gevolgd: voor het zwellende, waarvan wagenaar zo afkeerig was, heeft fokke, zich gewagt; doch 'er valt meer te doen, als men wagenaar wil volgen, dan niet zwellende te weezen, of tot het Dichterlyke te vervallen. Daartoe wordt eene eenpaarigheid gevorderd; doch niet zonder eenige verheffing, als het onderwerp zulks toelaat, of zelfs vordert. - Wagenaar muntte uit in zuiverheid van Taal; dan wy kunnen de Taal- | |
[p. 612] | |
gebreken, ons hier ontmoet, aan geene Schryf- of Drukfeilen toekennen. Eene betere inagtneeming hiervan durven wy den Schryver wel aanraaden. De Boekhandelaar heeft, by een keurig uitgevoerden Druk deezes Werks, hetzelve met twee Plaaten vercierd, die ons zeer behaagen, bovenal de eerste, den moeilyken Tocht van Prins eugenius over den Berg Cenis verbeeldende. |
|