Siegfried van Hohenwart. Tooneelspel in vyf Bedryven, door M. Westerman. In den Haage, by J.C. Leeuwestyn, 1800. In 8vo. 71 bl.
Graaf siegfried van hohenwart had, gedurende zyne afwezigheid, zyn Slot en zyne Echtgenote aan de zorge van den Ridder gaffro toevertrouwd, enen lagen booswicht, die zelve de Gravin bemind had vóór haar huwlyk, en zinds lang zich aan den Graaf zocht te wreken, wiens Vader den zynen in den oorlog gedood had. Ziet hier 's mans character: Een laage schelm, zegt hy, kan zyn' wraakdorst aan een vrouwenmoord verkoelen; een manlyk hart veracht zulk eene laffe wraak. Zoude ik daarom zo lang vrindschap voor Siegsried gehuigcheld .... daarom zo veel moeite aangewend hebben, om zyn vertrouwen te winnen? Neen, haar bezitten kan ik niet; ik wil haar vernietigen .... haar deugd, haar eer verwoesten....haar onschuld by Siegfried verdacht maken .... tot eene gemeene zondares wil ik haar vernederen, en .... als zodanig moge Siegfried haar behouden hebben. De Graaf vindt, by zyne tehuiskomst, de Gravin met haar kind in den kerker, verneemt hoe zy hem ontrouw was, maar zyn edelmoedige Vriend hem aan Ridder werner van rudesheim, en ook by voorraad aan haar, reeds heeft gewroken. Hy wil haar niet zien, en beveelt dat men haar met het kind, de vrucht, zo hy meent, van het overspel, zal ombrengen. De deugd van irmengard (dit is de naam der Gravin) bestaat nu ook tegen de laatste proef van den snoden gaffro; zy moet nu sterven; dan de booswicht, die haar moorden moet, komt gelukkig tot inkeer; zy ontkomt dus, en wordt door enen Kluizenaar, toevallig de Vader van een meisje, dat de Graaf voorheen door trouwbeloften bedrogen had, en waarvan nog een kind over is, geborgen. De moordenaar, wien gaffro uit voorzorg vergif had ingegeven, trof, vóór hy den geest gaf, toevallig enen Monnik aan, en
heeft gebiecht; door dezen Monnik krygt de Graaf nog dien zelfden nacht bericht, dat zyne Gemalin onschuldig is. Gaffro geraakt nu in haren kerker. Siegfried is nagenoeg wanhopend; doch aan den morgen treft hy toevallig den Kluizenaar aan, vindt dáár zyne Vrouw, haar kind, en het kind van haar, die hy bedrogen had; en ontfangt, toevallig by haar graf, op voorspraak der Gravin, van haren Vader, den Kluizenaar, vergiffenis.
Ziet daar de niet zeer waarschynelyke gebeurenis, (toevallig nagenoeg de historie der standvastige genoveva) die in dit Toneelspel is ingekleed, het welk wy onder de middelmatigen rangschikken. De tytel zegt niet, dat het ene Vertaling is; hetgeen wy evenwel vermoeden.