Lotjen Wahlstein, of het gelukkig gebruik van omstandigheden en begaafdheden. IIde Deel. Uit het Hoogduitsch. Te Leyden, by Herdingh en du Mortier, 1800. In gr. 8vo. 387 bl.
De geschiedenis wordt op denzelfden voet als in het vorig Deel voordgezet; alles blyft by het waarschynlyke, en in den huislyken kring. De jonge lieden, die reeds in het begin zo veel belang inboezemden, trouwen nu natuurlyk, en leven gelukkig. Wy vonden in deze Roman niets, waarvan de lezing ons enigzins bedenklyk voorkwam voor een jeugdig hart; maar zeer veel, daarentegen, dat een werkzaam, nuttig, en tevens aangenaam en vrolyk leven, zo wel vóór als in het huwlyk, bevorderen kan. Wy pryzen dezelve daarom onze Jongejuffrouwen, als ene aangename en nuttige lecture, aan; terwyl wy herhalen, dat ook het manlyk gedeelte des menschdoms hier en daar niet weinig zal aantreffen, dat voor hetzelve overweging en nadenking wel waardig is. Alles, intusschen, is natuurlyk op de Duitsche leest geschoeid; en een Vaderlandsch oorspronglyk Werk, in denzelfden smaak, zou, naar ons inzien, voor onze Vaderlandsche jonge lieden nog al zo aangenaam, althands niet minder leerzaam zyn.