Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1801
(1801)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijReize van De la Pérouse, in de Jaaren 1785, 1786, 1787 en 1788. Met Plaaten en Kaarten. Naar het Fransch, door Mr. Joannes van der Linden, Advocaat te Amsterdam. Iste Deel. Te Amsterdam, by J. Allart, 1801. In gr. 8vo. 269 bl., behalven het Voorwerk van LI bl.Niemand der Leezeren onzer Vaderl. Letteroefeningen is de opgemelde Reis onbekend. Een onzer Medearbeideren heeft den hoofdinhoud van deezen Zeetocht, in eene reeks van opeenvolgende afdeelingen, hun geschonken, en dit alles beslooten met een Leevensberigt van de la pêrouse(*). Het oorspronglyk Werk, in drie Boekdeelen in 4to. overheerlyk uitgevoerd, en door onzen Medeärbeider te meermaalen geraadpleegd, toen hy meest een Uittrekzel, in 't Engelsch vervaardigd, volgde, vinden wy hier niet vertaald. Men schenkt ons de vertolking van eene Fransche Verkorting deezer Reize. De Fransche Uitgeever heeft, in eene Voorreden, reden gegeeven van deeze zyne handelwyze omtrent het Werk voorhanden. Deeze Verkorting is egter op eene vry grooter schaal gemaakt, dan de door ons gemelde, en voor het gros der Leezeren geschikt; met agterlaating van die byzonderheden, | |
[p. 500] | |
welke der Aardryks- en Zeevaardkunde byzonder te staade komen. Het is wel en oordeelkundig uitgevoerd, en schenkt getrouwlyk al het Geschiedkundige van la pêrouse, omtrent in dier voege, als de kundige millet-mureau het ons geleverd heeft. De Fransche Voorredenaar vindt in den gemelden Vervaardiger des grooten Werks te berispen, ‘dat hy in zyne Voorreden eenigzins ligtvaardig aan de Geleerden van deezen tocht eene overmaat van eigenliefde heeft toegeschreeven, die, naar zyn begrip, hen belet heeft, om by alle voorkomende gelegenheden hunne Memorien, Ontwerpen, Aftekeningen, enz. over te geeven, het geen de reden is, dat wy 'er een groot gedeelte van verlooren hebben. Millet-mureau, zig zulk eene beschuldiging laatende ontglippen, hadt zekerlyk niet gedacht aan het uitdruklyk Artykel van des Konings Instructie, welke hy egter voor zich hadt, en waarby alle Geleerden en Konstenaars bevel ontvingen, om hunne papieren tot hunne terugkomst zorgvuldig te bewaaren, en dat zy alleenlyk dan, wanneer zy de Vaderlandsche kust weder in 't oog kreegen, gehouden zouden zyn, die allen in handen van den Bevelhebber van deezen tocht te stellen. Zy vervulden, derhalven, hunnen plicht, met hunne verzameling onaangeroerd te bewaaren; en men zou hen van eigenliefde en het verlangen na ontydigen roem hebben kunnen beschuldigen, zo zy anders gehandeld hadden. Lalande, geduurende deeze Reize zyne Geschiedenis der Sterrekunde schryvende, gewaagt van de Brieven, die zyn Leerling dagelet hem schreef; maar, voegde hy 'er by, hy zendt my geene Waarneemingen: de la pêrouse begeert dit zoo. Zie daar onze Geleerden vry gepleit van de verdenking van ydele verbeelding, waar boven zy zoo verre verheeven waren. Wy hebben het van onzen plicht geoordeeld, hen hier te rechtvaardigen, en wy noodigen den Leezer om op te slaan No. 226 van het Journal de Paris, 16 Floreal, An VI, pag. 939, alwaar mongés de verdeediging van zynen Broeder op dit stuk heeft in het licht gegeeven.’ Uit de Atlas, tot het groote Werk behoorende, bestaande uit LXIX zo Kaarten als Plaaten, keurlyk uitgevoerd, heeft men alleen de algemeene Kaart der Reize, en eenige der belangrykste Aftekeningen, voor dit Werk voldoende gekeurd. | |
[p. 501] | |
Wy agten ons ontslaagen van eenig Uittrekzel deezes Uittrekzels te maaken; daar wy in ons Mengelwerk, ter boven aangeduide plaatzen, het bovenal merkwaardige reeds geplaatst hebben. |
|