Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1801
(1801)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijZegepraal der Waarheid over het Ongeloof, blykbaar in de Bekeering van den Heer Joh. Theod. van der Kemp, Med. Doct., en in de wyze van zyne Roeping tot den Euangelie-dienst onder de Heidenen. Zynde een Uittrekzel uit zyn eigen Dagregister, in 't licht gegeeven door Herm. Jo. Krom, Prof. en Pred. te Middelburg. Te Dordrecht, by A. Blussé en Zoon, 1801. In gr. 8vo. 68 bl., behalven het Voorwerk van XXXVI bl.De Professor en Predikant krom geeft, in de Opdracht van dit Werkje aan deszelfs Echtgenoote, reden van de overgroote verkleefdheid, die zy beiden aan Dr. van der kemp hebben; waaruit wy eenige meerdere opheldering ontvangen van de wyze, waarop zich de Hoogleeraar diens zaak aangetrokken, en de verdediging van deszelfs veel gerucht maakend geschryf op zich genomen heeft. Zyne Huisvrouw heeft aan Dr. van der kemp de redding van haar leeven uit doodsgevaar, toen niemand daarop langer hoop geeven | |
[p. 385] | |
durfde, te danken. Zy is sedert, en vooral na zyne bekeering, eene zyner gemeenzaamste Vriendinnen, niet welke hy nog steeds, tot op de grenzen der Kaffers, eene stichtelyke briefwisseling onderhoudt, geworden. Beiden zyn, sedert dien tyd, in den geest allernaauwst met hem vereenigd, en vast overtuigd van zyne ongeveinsde bekeering, brandenden yver voor zynen gezegenden Verlosser, en belangelooze liefde voor het heil zyner medemenschen. De laatste berichten van hem, en ook zyne eigene brieven, getuigen van de sterkte zynes geloofs, en van zyn standvastig aankleeven aan den Heere Jesus, en de belangen van zyn Koningryk, in het midden van de grootste gevaaren. Men heeft evenwel gemeend, in zyn onlangs uitgegeeven Werk, genaamd de Theodicée van Paulus(*), merkelyke afwykingen van het leerstelsel der Hervormden, waaronder hy zich rekent, ontdekt te hebben. Prof. krom is daarentegen met 's Mans godvrucht, en yver voor de zaak des Christendoms, zoo ingenomen, dat hy 'er geene dwaaling in kan ontdekken. Deszelfs oprechtheid van hart en bedoelingen staat althans by hem boven alle bedenking. Daar zulke daadzaaken voorhanden zyn, als de leevensgeschiedenis van van der kemp oplevert, daar, dunkt hem, zyn geene woorden, tot verder bewys, van nooden. Nu brengt de Hoogleeraar, op verzoek van veele Godsdienstvrienden, een uittreksel uit het eigen dagregister van van der kemp, door denzelven, by zyn vertrek, zonder verbod om het aan anderen mede te deelen, achtergelaaten, in 't licht. Men ziet daaruit, en uit bygevoegde brieven, tusschen hem en de Londensche Zendeling-Societeit gewisseld, hoe deze zonderlinge Man tot het besluit gekomen is, om zich als Zendeling te laaten gebruiken, en uit welke beginselen, en op hoedanige wyze, hy dat op zich heeft genomen. Door het leezen der predicatien, ter inwyding der voornoemde Societeit gehouden, kwam hy in 1797 op 't denkbeeld, of niet welligt de Koning der Kerke, die tot hiertoe zulken byzonderen weg met hem had gehouden, voorhad, hem tot wilde Volken te zenden, om hun genade en zaligheid, in het bloed zynes kruises, aan te bieden. | |
[p. 386] | |
Hy dagt, een ieder was verplicht, Hem dit aanbod te doen, maar begreep tevens, zich naauwkeurig te moeten wachten, om daaromtrent niets eigendunkelyk, buiten zyn uitdrukkelyk bevel, te onderneemen. Hy bad, en begeerde zynen wil te weeten, en nu wierd hy tot de Societeit zelve gewezen, waarop hy ook terstond een brief aan derzelver Secretaris afvaardigde, behelzende een verzoek, om door haar voorgelicht te worden, of hy de bekendmaaking van het Euangelie onder de Heidenen behoorde te aanvaarden, dan wel hier te lande de Zendelingschappen te bevorderen. De Societeit liet hem, door haaren eersten Secretaris, antwoorden, dat zyn brief een leevendig gevoel van geestelyk genoegen had verwekt, maar dat men, alvorens iets beslissends omtrent het gedaane aanbod te kunnen raaden, eenig nader bericht begeerde te ontvangen van de groote verandering, welke zyne ziel ondergaan had, en van zyne inzichten in de Euangelie-waarheden. Het zou haar ook aangenaam zyn, zo hy een Predikant, of een ander achtingwaardig man, kon noemen, die van zyne gelukkige verandering van begrippen en gedrag getuigenis konde draagen. De brief was verzeld met allerernstigste vermaaningen, om wel toe te zien, dat hy zich niet door hoogmoed, of andere onwaardige beweegredenen, liet wegsleepen, en om de kosten wel te overrekenen, en alle de gevolgen, die zoodanige onderneeming na zich kon sleepen, in overweeging te neemen. Dr. van der kemp was weldra met zyn antwoord gereed: Hy hield zich van de zuiverheid zyner bedoelingen ten vollen overtuigd, en de bewustheid van zyn gemis der vereischte bekwaamheden tot zoodanigen dienst ontrustte hem weinig. ‘Want,’ zegt hy, ‘als ik zwak ben, ben ik sterk, en ik vermag alle dingen door Christus, wanneer die my kracht geeft. Die roept, is getrouw, en, wanneer hy my roepen zal, zal hy my ook, zo ik hoop, in staat stellen, om zyne stem, door 't geloof in hem, te gehoorzaamen.’ Daarop laat hy eenig verslag volgen van sommige omstandigheden, welke zyne bekeering van de duisternis tot het licht, in 1791 voorgevallen, betreffen. Wy willen onzen Leezeren het voornaamste mededeelen: - Men moet dan weeten, dat Dr. van der kemp, zo als hy ons hier verhaalt, te voren Deïstische grondbeginselen had gekoesterd. Het Christendom oordeelde hy, op theoretische gronden, | |
[p. 387] | |
onbestaanbaar met de uitspraaken van het gezond verstand. De Bybel was een hoop kwalyk aaneengeknoopte begrippen, vertellingen en vooroordeelen. Eerst hield hy Christus nog al voor een man van verstand en geleerdheid, maar naderhand verloor deze by hem alle achting. Zoodanig was zyne duisternis, toen hy den 27 Juny 1791, met zyne Vrouw en éénige Dochter, in een schuitje voor Dordrecht uit zeilen zynde, eensklaps door een windhoos overvallen wierd, welke het schuitje in één oogenblik het onderste boven keerde, met dat ontzettend gevolg, dat beiden zyne Vrouw en Dochter verdronken, en hy zelf ter naauwer nood uit het allergrootst leevensgevaar gered wierd. Hy merkte dit verschrikkelyk ongeval aan, als de gestrengste strafoefening, door God over hem beschikt, maar bespeurde tevens reeds des anderen daags, dat zy geen het minste vermogen had, om hem te verbeteren. En nu vreesde hy, dat God hem, als niet te verbeteren zynde door strafoefeningen, aan zyn eigen lot zou overlaaten. Den volgenden Zondag begaf hy zich naar de Kerk, daar des Heeren avondmaal stond gehouden te worden; en, schoon hy NB Jesus toen nog voor een bedrieger hield, schaamde hy zich echter, om 'er zich van te onttrekken. Maar, om zyne gedachte van het voorwerp dier plechtigheid af te leiden, richtte hy dezelve, omtrent in dezer voege, tot God: ‘Myn God! tot hiertoe heb ik in uwe wegen met my niet kunnen berusten, noch my aan uwen wil onderschikken, maar nu kan ik het doen. Ik verkieze van myne vrouw en kind beroofd te zyn, omdat het uw welbehagen is: ontvang dan haar van myne handen! Ik vertrouwe haar geheelenal aan u toe!’ Op dit oogenblik, zegt hy, wierden deze woorden aan myne verbeelding, voorgesteld, met een hart-overmeesterend gezag: ‘Vertrouw haar niet aan God, maar aan my toe.’ En nu ontdekte hy weldra, dat het de Heere Jesus was, die zich dus tot hem vervoegde; en nu eensklaps van gevoelen veranderd omtrent den spreekenden persoon, aan wien hy van nu af aan hoedanigheden, die het denkbeeld, 't welk hy tot hiertoe van zynen God gevormd had, verre overtroffen, toekende, antwoordde hy: Ja, myn Heere, aan u vertrouwe ik haar. En zoo wierd deze onderhandeling al verder voortgezet, en achtervolgd door zeker soort van bedwelming of ongevoeligheid van | |
[p. 388] | |
geest, welke van omtrent 's morgens half-elf duurde tot drie uuren na den middag. Eindelyk tot zich zelven gekomen zynde, merkte hy, dat hy in zyn tuin was; en zich erinnerende, dat Jesus hem gezegd had, onderzoek de leer des Christendoms slechts nog eenmaal, en ik zal u leeren, en dat hy door hem op de toerekening van Adams misdaad gewezen was, als op eene zekere waarheid, die hy, schoon hy den Christelyken Godsdienst nog voor een warnest van ongerymdheden hield, vastelyk geloofde, begon hy, nu uit dat grondbeginsel uitgaande, het nieuw onderzoek; en nu leerde hy het waare Christelyk leerstelsel, zoo als dat naderhand in zyne Theodicée beschreven is, zonder den Bybel nog in te zien, kennen, en maakte daarvan aanstonds een opstel. Den volgenden morgen viel zyn oog op een Bybel, en nu besloot hy de godlykheid van dat Boek te toetsen aan de leer, van welker godlykheid en waarheid hy onmiddelyk was overreed geworden, en vond werkelyk daarin, en wel byzonder in den Brief aan de Romeinen, deze zelfde leer, zoo als hy die, daags te voren, door eene godlyke openbaaring geleerd en opgeteekend had. Derhalven was ook de Bybel van godlyken oorsprong, en daarom schreef hy, aan alwat hy 'er verder in las, ook een godlyk gezag toe. Hy laat 'er nog eene opgave van zyne denkbeelden over de wyze, waarop men zalig wordt door Jesus Christus, op volgen; alles overeenkomstig 't geen, in zyne verklaaring over den Brief aan de Romeinen, breeder is ontwikkeld; en noemt alle de Gereformeerde Predikanten van Dordrecht, en nog eenige anderen, door welken men meer onderricht omtrent zynen persoon zou kunnen bekomen. Op dezen Brief wierd door de Zendeling-Societeit geantwoord, dat 'er wel by haar, aangaande de echtheid van 't werk Gods in 's mans ziel, en de gezondheid en geestelykheid zyner inzichten in de waarheid, geen twyfel overbleef, maar dat zy hem, omtrent de aanneeming van den Zendelingdienst, nog geen beslissenden raad durfde geeven. Hy moest op eene nadere, klaare en gepaste aanwyzing van den wil zynes Heeren wachten, en die, door aanhoudende gebeden, zoeken te erlangen. Intusschen gaf zy hem eenige opening van de ontwerpen, tot welker uitvoering de Societeit onmiddelyk Zendelingen begeerde. Het eene betrof eene afreize naar het Noorden van Indiën; het andere | |
[p. 389] | |
eene tweede bezending naar de nabuurige landen van Kaap de Goede Hoop. En dit alles gaf zy nu aan zyne eigene overweeging over, met bygevoegde verklaaring, dat zy nu verder op dat bestuur en op dien invloed zouden wachten, welken het den God der genade en der wysheid behaagen zou in zyn hart te geeven. Dit antwoord bragt den Man eerst in veel verlegenheid. Hy had gemeend, dat de Societeit, welke hy, op bevel van Jesus, geraadpleegd had, hem beslissend zou antwoorden. Maar deze wees hem tot zich zelven, en tot eigen onderzoek, en om verder op Gods bestuur te wachten. Maar niet lang daarna kwam hy ook dit te boven. Hy werd overtuigd, dat alle ontwerpen, welke wy, in gevolge en in de kracht des geloofs, dat is, door de kracht des H. Geests, welke door het geloof medegedeeld wordt, kunnen aanvangen, ongetwyseld door God ingegeeven en bevolen zyn. ‘Ik verlangde nu niet meer,’ zegt hy, ‘naar de tusschenkomst der Voorzienigheid, of naar eene uitwendige verklaaring van Gods wil maar alleen, dat myn klein geloof mogt versterkt worden.’ Deze ontdekking besliste op eenmaal de groote vraag, ten voordeele van het Zendelingswerk. Nu is van der kemp door Jesus daartoe geroepen, en toont zich, in gevalle zyn besluit niet afgekeurd wordt, genegen, om naar Londen te komen, ten einde met Directeuren nader te overleggen, welk ontwerp men eerst zou by de hand neemen, waaromtrent hy zelf niets wilde bepaalen, hoewel zyne keus, zo 't aan hem stond, tot eene zending naar Africa, over de Kaap de Goede Hoop, meest zou overhellen. Eer dit antwoord by de Societeit werd ontvangen, waren Directeuren der Zendeling-Societeit, zoo 't schynt, door tusschenkomst van een brief van corn. brem, woonachtig te Rotterdam, reeds bewogen worden, om het gedaane aanbod van van der kemp aan te neemen, waarvan zy hem ook, door een brief aan brem, lieten verwittigen. En het is dan ook geenzins te verwonderen, dat 's Mans besluit, vóór het ontvangen van dezen brief afgevaardigd, met eenpaarige stemmen werd toegejuicht. En nu weeten wy van elders, dat hy, in gevolge van verdere onderhandelingen, reeds naar Africa is vertrokken. Wat nu dit alles afdoe, om de onbetwistbaare afwyking van Dr. van der kemp van het gewoone Gereformeerde leerstelsel goed te maaken, en zulke groote | |
[p. 390] | |
dingen, als men zich, uit aanmerking van 's Mans bekeeringsgeschiedenis, en voorgegeevene goddelyke roeping tot het Zendelingswerk, van deszelfs stoute onderneeming voorstelt, met grond te verwachten, bekennen wy niet te kunnen doorzien. Prof. krom heeft wel, in het Voorbericht, op nieuw het een en ander, tot verdediging van des Doctors wyze van denken, te berde gebragt; en dit verstrekt zyn goed hart, in zoo verre, tot eer; maar hy zal het, onzes inziens, ook in dier voege, met de voorstanders van stipte rechtgeloovigheid moeielyk vinden, en nog altoos veel werk hebben, om de wonderlykste mengeling van overdrevene rechtzinnigheid en ontegenzeggelyke dweepzucht, met verscheidene by uitneemendheid vrye, veeltyds tastbaar ongerymde, maar ook wel zeer aanneemelyke, somtyds waarlyk schoone gedachten, die wy zoo wel in dit uittreksel uit het dagboek van van der kemp, als in zyne te voren door ons aangekondigde Theodicée, opgemerkt hebben, by bevoegde rechters smaakelyk te maaken. |
|