ken, graveeren voor de musiek, enz. Aan haar werd de uitoefening der nationale weldadigheid toevertrouwd; en de door haar opgerichte Genootschappen, ten behoeve van huwbare meisjes en kraamvrouwen, nam de Regering in bescherming. De oorzaken van oneerbaarheid zyn hartstocht en nypende armoede: by het huwlyk raadpleegde men de neigingen, en tegen de armoede was gezorgd. 'Er waren openbare huizen, waar onbemiddelde meisjes en vrouwen van 's lands wege onderhouden werden, welker bezigheid alleen was het onderwys van enige meisjes in vrouwelyke handwerken en bezigheden, en het verzorgen van enige onde vrouwen; en zulks zonder den Staat tot last te zyn. Men had te olbios ook Opzieners der Zeden: deze deelden op de Volksfeesten vergeldingen uit aan zulke burgers, die zich door hunne deugden achting hadden verworven; men had 'er Nationale Feesten, zedelyke uitspanningen en Spelen. En was de Maatschappy zo oplettend omtrend hare Burgers, zy zorgde even zeer voor ene naauwkeurige aanwyzing der plichten, die zy te betrachten hadden. De olbiërs hadden één Pantheon voor grote mannen, maar verscheidene Tempels aan verschillende deugden gewyd; en hier werd gepredikt door standbeelden en leerzame opschriften, en ook op de openbare wandelplaatsen kreeg het volk, door standbeelden, eer- en graftekens, enz. de uitnemendste lessen. Dit voorbeeld, door het openbaar gezag gegeven, werd van langzamerhand door de
huisvaders gevolgd; en het gevolg van dit alles was, men was gelukkig omdat men wys en deugdzaam was, en menschen en volken kunnen het op gene andere wyze worden.
De Aantekeningen dienen ter meerdere opheldering, of ten bewyze van het gestelde in den text, en zyn doorgaans lezenswaardig. - Wy hebben den inhoud dezer Proeve zo naauwkeurig wy konden opgegeven, en ons van alle aanmerkingen onthouden; het is ene Proeve, en als zodanig moet men het stuk beöordelen. Op het papier laten zich de zeden ener Natie vry gemaklyk verbeteren; maar in de menschenwereld, zo als die toch maar is, ontmoet men nog al enige hindernissen. Men behoeft juist nog geen zeer groot voorstander der Kantiaansche Wysgeerte te zyn, om den grond der zedeleer van den Burger say min of meer bedenkelyk te vinden; en het komt ons, onder verbetering, voor, dat in ene Maatschappy, als die van olbios, iedere deugd evenwel haren prys heeft. Maar dit vooral bevreemdde ons juist niet, maar bedroefde ons, by het lezen van dit boekje, dat, onder de middelen om de zeden ener Natie te verbeteren, in het geheel niet gedacht werd aan enigen Godsdienst, of iets dat naar Godsdienst zweemt; en het blykt uit de aantekening met (C) gemerkt, bl. 68 en volg., dat de