Jaargetyden, de vier Schoone Kunsten, het Beeld der Schoonheid door apollo bezield, de Genius van Amsterdam, hercules, neptunus en vier Tritons, mede aan zyn onderwerp heeft dienstbaar gemaakt, en dezelve meest allen, in gepaste danssen, het Tooneel heeft doen betreden.
Men zoude zekerlyk verscheidene aanmerkingen op eenige plaatsen van dit Zinnespel kunnen maaken; zo als men reeds by de herhaalde vertooningen gedaan heeft; dan deeze kunnen het Stuk, over 't geheel genomen, niets benadeelen, en vooral niet, als men het doorgaand oogmerk van den Dichter in aanmerking neemt. Immers moet elk dichtstuk, en vooral zulk eene uitgebreide zinnebeeldige voorstelling, uit het oogpunt beschouwd worden, dat de Dichter zich heeft voorgesteld en zo duidelyk aangewezen; nadien men hetzelve anderszins, even als een Schildery, uit een verkeerd daglicht zoude kunnen beschouwen. En men doet dit wezenlyk, wanneer men den Godsdienst meer werkzaam in dit Spel wil zien, daar de Dichter eigenlyk de Reden tot zyne voornaamste werkster heeft gekozen. Het is hierom, dat wy zelfs de dikmaals en zeer sterk toegejuichte versen, bl. 15,
Want grootheid, deugd en ware Godsdienst
Zal onveränderlyk bestaan
strydig vinden met den aanleg van het geheele Stuk; kunnende dezelve niet anders aangemerkt worden, dan als een enkelen schildwagt, die op eens anders grondgebied geplaatst is. Men zou 'er, of den Godsdienst geheel ingebragt moeten hebben, - het geen men echter, om andere redenen, zoude moeten afkeuren, - of men zou 'er geheel van hebben moeten zwygen. De Deugd, een waardig afstammeling van den Godsdienst, bekleedt toch in dit Zinnespel deszelfs plaatse.
Men heeft dit Eeuwfeest vyftien maalen agter elkanderen, op den Amsterdamschen Schouwburg, in al deszelfs luister vertoond; zynde de Muzyk, door den kundigen Orchestmeester bartholomeus ruloffs, daar toe vervaardigd, overeenkomstig met de zangen van den Dichter kinker.