stichten, dat men zich wat meerder moeite getroostede voor de meesterstukken der Ouden, zonder welkers vlytige beöefening toch alle goede smaak voorzeker moet verloren gaan. Voor het overige, de namen van socrates en xenophon zyn in waarheid reeds aanbeveling genoeg; xenophon is een uitmuntend Schryver, en de altyd gedenkwaardige dierbare man, dien hy ons nader kennen doet, wordt ons door zyne pen telkens, en als 't ware op iedere bladzyde, al meer belangryk. De lezer ziet in hem den waren wysgeer en den groten man, bewondert het diepe doorzicht en de zuivere denkbeelden van dezen Heiden, wordt gedurig door den trant van socrates en de naturelyke eenvouwigheid zowel als de onwederstaanbare kracht zyner bewyzen weggesleept; en ook dan, wanneer hy ziet, dat de verlichte Christen-Wysgeer meer toch weet, voelt hy, dat hy by dezen groten man nog veel ten achteren is, en nog veel van hem leren kan.
Men oordele over de waarde dezer vertaling, uit het volgende, dat wy tot ene proeve afschryven; ('t is het slot van het eerste boek; de drie eerste boeken worden ons in dit eerste Deel, of eerste Afdeeling, zo als de tytel zegt, geleverd.)
‘Zien wy nu of socrates, terwyl hy zyne leerlingen van de ydelheid afleidde, hen 'er niet toe bragt, om de deugd te beöeffenen. Een braaf man te zyn, zei hy altyd, en niet te zoeken om het te schynen, dat is de waare weg tot eer. Zie hier hoe hy deeze waarheid bewees.
Onderstellen wy, zei hy, een man, die naauwlyks op de fluit kan speelen, en die doorgaan wil voor iemand, die een groot talent daar toe bezit: en verbeelden wy ons nu eens, wat hy best zal dienen te doen, om deezen roem te overweldigen. Terstond zal hy de grootste Musikanten moeten navolgen in alles, wat het uitwendige van hunne kunst betreft. Zy hebben heerlyke speeltuigen, zy houden een grooten stoet van knegts in hun gevolg; hy zal niet in gebreke blyven hen hierin na te volgen: meenigvuldige bewonderaars verheffen hunne talenten; hy zal zich dus een groot aantal pogchers aanschaften. Dit is alles nog niet; indien hy zich niet belagchelyk wil maaken, en van bedrog overtuigd worden, zal hy moeten zorgen, dat