's Heilands gadeloze Zondaars-liefde, of Leerrede, ter nabetrachting van het heilig Nachtmaal, over Joh. XI:36b, door S.J. van de Wynpersse, A.L.M. Phil. Doct. Te Amsteldam, by H. Diederiks en H. Lardé, 1800. In gr. 8vo. 32 bl.
In den zelfden trant, dien wy reeds uit vorige Leerredenen, door den Eerw. van de wynpersse in 't licht gegeeven, hebben leeren kennen, worden de woorden van den text, ziet hoe lief Hy hem hadde, eerst kortetelyk toegelicht: (Zy bevatten eene aanmerking van eenige Jooden, die in menigte waren opgekomen, om Maria en Martha, wegens het overlyden van Lazarus, te troosten, over wier gevoelens, omtrent Jesus, de Leeraar vry gunstig denkt:) en vervolgends uit dezelve aanleiding genomen tot ontwikkeling van deze drie waarheden: ‘1. Aan het H. Nachtmaal wordt ons op de verrukkendste wyze 's Heilands toegenegenheid jegens zondaren ontdekt, en deze liefdevolle instelling riep ons allen, als 't ware, toe: ziet, hoe lief heeft Jesus u! 2. Het geen ons 't H.N. van 's Heilands zondaarsliefde, zo uitnemend, zo plegtig, verzekert, verpligt ons, met de tederste gevoelens van erkentenis, geloof en blydschap, ons zelven en elkanderen telkens te herinneren: ziet, hoe lief heeft Jesus ons! 3. Onze gelofte aan 't H.N. voor het oog van een alwetend God afgelegd, dringt ons allen, malkanderen en alle onze evennaasten op de tederste wys te beminnen, op dat vriend en vyand van ons, als bondelingen van Jesus, moete betuigen: ziet, hoe lief hebben deze elkanderen!’ Welk