| |
Mengelgedagten over de ledigheid.
(Naar het Engelsch.)
For shame! so much to do, and yet idle.
Ledigheid is eene der zonderlingste ongesteldheden van 's Menschen geest, vereenigende in haaren aanwas meer smerts en vermaaks dan eenige andere. Ledigheid mag daarenboven algemeener kwaal dan de overige der menschen genoemd worden: want, hoezeer de verstandigsten daartegen mogen uitvaaren, weinigen, zeer weinigen worden er gevonden, die durven staande houden, dat deeze Ongesteldheid niet zomtyds hunne beste besluiten dwarsboomt en by wylen hunne standvastigheid aan 't wankelen helpt. De eerste aanvallen deezer Ongesteltenisse zyn zeker aangenaam, dewyl zy ontslaaking belooven en toebrengen van eenigen arbeid, in welks voortzetten wy onszelven vermoeiden; doch de volduuring der Ledigheid veroorzaakt eene maate van smerte en kwyning, ondraaglyker dan de arbeid zelve, en dikwyls ongeneeslyk.
In den hoogmoed onzes harten vieren wy aan onze berispingen over Ledigheid op het ruimste bot, wanneer wy het gemunt hebben op de Ledigheid der Armen. Veelen hunner, wie zal het lochenen? brengen hunnen tyd zeer ledig door. Maar voor deeze Ledigheid kunnen twee hoofdredenen opgegeeven worden die wel hun gedrag niet billyken, maar egter eenigzins om verschooning pleiten. Te weeten, dat hun uiterst vlytbetoon hun zeldzaam meer dan de onvermydelyke noodzaaklykheden deezes leevens verschaft; en dat zy, gevolglyk, de aantokkeling van de genoeglykheden niet gevoelen, om hun tot
| |
| |
werkzaamheid aan te zetten. Ten anderen, dat, wanneer de Armen ledig zyn, dit misdryf zyne eigene straffe onmiddelyk medebrengt; en 'er is geen reden om scherpe bestraffingen te laaten hooren aan de zodanigen, die reeds lyden.
Maar hoe zullen Menschen, in een booger leevenskring geplaatst, hunne Ledigheid vergoelyken? Hoe zullen zy, die roem draagen op de verheevenheid van redelyke schepzelen, eene iets beduidende verschooning kunnen bybrengen voor den onaangekweekten stand, waarin zy hunne zielsvermogens laaten rusten, en by dat rusten laaten roesten; want dit laatste is een onafscheidelyk gevolg van het eerste.
Het is, in de daad, niet onaartig, te luisteren na de onderscheidene verontschuldigingen, voor de Ledigheid gemaakt; die alle, afzonderlyk genomen, door de zich verweerende party, voor zeer dringende en overtuigende gehouden worden, en te zamen gevoegd tot eene hoopte van woeligheid en werkzaam heid opklimmen, zo verre van Ledigheid verwyderd, als men zich iets konne voorstellen.
Wat dunkt u van thomas windbuil? Hy staat zeer laat op, besteedt twee uuren aan het ontbyt en zich aan te kleeden, doet een morgenwandeling te voet of te paard, slyt twee uuren of meer aan tafel, gaat naar den schouwburg op de avonden wanneer dezelve speelt, of slyt die uuren aan de speeltafel, tot het omtrent middernagt gehouden avondmaal de bedryven van den dag besluit. Hy is hierdoor dermaate vermoeid, dat weinig daglooners deswegen zo zeer klaagen, als hy, op den volgenden, over de drukte, waarin hy den voorgaanden dag besteedde, even alsof hy zich met iets nuttigs te doen onledig gehouden hadt.
In waarheid, wy zyn gereed om een Ledigganger aan te merken als een Man, die enkel voor zyn vermaak leeft, en niets onaangenaams ondervindt; maar hy, die de proeve wil neemen, zal met de daad overtuigd worden, dat, afgescheiden van de bykans onvermydelyke zedelyke nadeelen, uit de Ledigheid voortspruitende, dezelve vergezeld gaat met smert, kommer en vermoeienis. In vergelyking gesprooken, is een ledig leeven de ellendigste van alle leevenswyzen. Elkeen ontvangt eenig genoegen, eenige verscheidenheid, iets verkwikkends uit zyn bedryf; maar een in Ledigheid verbeuzeld leeven mag men te regt noemen ‘eene steeds duurende vernieuwing van hoope, gevolgd van eene steeds wederkeerende teleurstelling!’
Daarenboven is het den Lediggangeren byzonder eigen, dat zy alle bronnen van zielsgenoegens opgestopt hebben. Welk vermaak of genoegen hy ontvangt, anderen moeten het hem verschaffen. Diensvolgens is hy veel verpligt aan de verzorgers van openbaare vermaaklykheden van allerlei slag, van den Dichter des verheeven Treurspels af, tot den zwervenden
| |
| |
vertooner van een Poppenspel toe; de Pleitzaal zo wel als het kyven der Visch- en Groenvrouwen verschaffen hem tydkorting; openbaare Verkoopingen van allerleien aart zyn hem welkom; hy doodt menig uur aan de deur van een Kunstverkooper, met de uitgehangene en dagelyks verwisselde Prenten te beschouwen. Niets van dien tyddoodenden aart komt voor zyne ledige ziel te onpasse. De aanplakplaatzen van Verkoopingen als anderzins zyn op zyne sleepende wandelingen zo veele rustpunten. Het verheevene en het laage, het schoone en het leelyke in natuur en kunst betaalt schatting in zyne omzwervingen. Hy heeft geen vyand dan de Tyd: van niemand tragt hy zich te ontslaan, dan van zyn verveelend Zelf.
Een Ledigganger maakt zich, in 't oog des wyzen en werkzaamen, aan veele dwaasheden schuldig, zo 'er niets misdaadigs, gelyk niet zelden gebeurt, bykome; maar, wanneer wy in aanmerking neemen de moeilykheden en smerten, die de Ledige zichzelven op den halze haalt, blyft hy steeds een voorwerp van medelyden. Indien een arbeidzaam man, of iemand, wiens behoeften hem tot vlytbetoon aanzetten, den Ledigganger benydt, is die indruk slegts eene voorbygaande vlaage, misschien een wensch uit onkunde opwellende; een wensch, waarover hy zich zal schaamen, weinige uuren nadat hy door Lediggang zyn leevensstand heeft zoeken te verbeteren.
In de daad, Ledigheid is de grootste en onverantwoordelykste omkeering onzer Natuure, eene verkragting onzer Zielsvermogens. De Natuur heeft, by onze voortbrenging, niets voor den Lediggang bestemd. Integendeel is de gesteldheid van onze Ziel en Lichaam zodanig, dat de vermogens van beiden, door dezelve niet aan te wenden, verslappen en bederven. Dan die tewerkstelling onzer Ziels- en Lichaamsvermogens moet, ten zelfden tyde, ingerigt weezen tot eenig goed en voordeel aanbrengend einde; anderzins zal onze werkzaamheid zelve, onder welk een naam ook bewimpeld, steeds Ledigheid blyven, of volstrekt op 't zelfde uitkomen. Die geduurig rondloopende kring van vermaaken en uitspanningen, waarin veele Lieden van rang en vermogen steeds omloopen en als voortgezweept worden, kan met geen meer regts Bezigheid heeten, dan men het hobbelen op een hobbelpaard ryden mag noemen.
Veelen, die berekend hebben, hoe veel tyds van hun leeven, met niets te doen, voorbyvloog, stonden, by het opmaaken van de som, verwonderd en beschaamd. De uuren, boven den noodzaaklyken eisch der Natuure in den Slaap verspild, bedraagen het vierde gedeelte van het leeven veeler duizenden. Laaten wy hier byvoegen den tyd, aan onnoodzaaklyke Uitspanningen besteed; en wy zullen ons niet behoeven te verwonderen, indien de helft van zodanig een leeven
| |
| |
in ydelheid verkwist is. De gewigtige oogmerken van 's Menschen redelyk bestaan worden vergeeten of verydeld; en het meeste dat een eerlyk Grafschrift van een der Persoonen, op welken ik hier doele, zou kunnen bevatten, zou weezen, dat hy de helft van het getal zyner dagen leefde en stierf.
Maar de nadeelen des Lediggangs zyn niet alleen van eenen ontkennenden aart. 't Is onzer menschlyke Natuure eigen, nooit zonder eenige bezigheid van den eenen of anderen aart te weezen. Veelen, die schynen niets te verrigten, doen dikwyls kwaad. Ondeugden van allerleien aart schieten gaarne en gereed diepe wortels in de harten van de Nietsbedryvenden. Dit is zo in 't oog loopend zigtbaar het geval, zo van de Ryke Lediggangers als van de werkloozen onder de Armen, en dit is, van wegen de regtmaatigheid en juistheid, eene zo algemeen gemaakte aanmerking, dat ik het bybrengen daarvan zou hebben kunnen bespaaren, ware het niet, dat ik 'er wilde byvoegen, dat de Ondeugden van de Lediggaande Armen veel meer te ontschuldigen waren dan die der Ryke Lediggangeren. De Ondeugden der eerstgemelden bepaalen zich grootdeels tot hunzelven, en eindigen doorgaans schielyk in de straffe, eigenaartig uit hun wangedrag voortvloeiende; terwyl de ydele dwaasheden en ondeugden der Ryken, in een wyduitgestrekten kring werkende, ramp en onheil voor veele anderen berokkenen. Het is de trots der laatstgemelden, dat zy anderen doen lyden door hunne lustinwilligingen; dat zy met niemand verkeeren, zonder hem slegter te maaken, en geene plaats bezoeken, waar zy het besmetlyke eens kwaaden voorbeelds niet agterlaaten.
Niets verandert zo schielyk in Hebbelykheid als Ledigheid, en niets wordt teffens bezwaarlyker geneezen dan dit gebrek. 'Er zyn ondeugden en dwaasheden, die slegts voor een tyd werken, en doorgaans zichzelve geneezen. Het is alleen wanneer veelvuldige herhaaling die herhaaling als noodzaaklyk maakt, dat men rede vindt om zich over de gevolgen te beklaagen; zy worden hebbelyk, en bederven de gesteltenisse. - Kon eenig ding Ledigheid geneezen, men zou zich mogen beroepen op de kortheid en onzekerheid des tyds; op de veelvuldige pligten, welke een denkend weezen moet volbrengen; op de verpligting, waaronder wy staan, om zo veel goeds aan anderen te doen, en zo zeer aan onze eigene verbetering en volmaaking te arbeiden, als in ons vermogen is, en waartoe de Natuur, door haare ryke begiftigingen, ons in staat gesteld heeft. - Dan zulk een beroepen geschiedt te vergeefsch by de zodanigen, wier rykdom in staat is om hun eene gestaage opeenvolging van tyddoodende dwaasheden te bezorgen, die, naar het volksbegrip, in staat zyn om en de ongerymdheid en de snoodheid van een nutloos leeven te bedekken.
| |
| |
Dan zullen die bedenkingen, zo ik hoop, niet even zeer gansch verwaarloosd en in den wind geslaagen worden door hun, wier dwaalingen van deezen aart weinig geweest zyn, wier wederinstortingen tot dezelve gevolgd werden door schaamte, en die niet vergeeten hebben, dat de verbintenissen om onzen pligt te betragten den voorrang wyd en verre behooren te hebben van de inwilliging der zinnelyke lusten. - Wy allen weeten, hoe veel van onzen tyd zo zeer zonder genot als zonder nut is voorbygesneld; en wy kunnen niet nalaaten bewust te zyn, dat, zelfs naar het denkbeeld der menschen in 't algemeen, Ledigheid eene der veragtlykste is van alle Ondeugden; en dat eene beschuldiging van dien aart nimmer tegen ons wordt ingebragt, of zy verwekt in ons aandoeningen van eenen zeer onaangenaamen aart. Iemand een Ledigganger te noemen, of te zeggen dat hy het leeven eens Lediggangers leidt, is hem met eene schuld bezwaaren, veel grooter, dan de woorden, in den eersten opslage, schynen te betekenen.
De volgende gedagten van een uitmuntend Schryver zullen niet ongepast myne dusverre bygebragte Bedenkingen besluiten: ‘Ledigheid,’ zegt hy, ‘is eene dier Ondeugden, van welke hy, die 'er éénmaal mede besmet is, zelden geneezen wordt Elke andere soort van Wellust werkt op eenige begeerte, die ras voldaan wordt, en eenige medewerking van kunst vordert, of een zamenloop van dingen, welke ieder plaats niet medebrengt; maar het verlangen om een Ledig of Bedryfloos leeven te slyten, werkt te aller uuren even zeer, en hoe meer men daaraan botviert, hoe meer 't zelve toeneemt. Niets te doen staat in elks magt: nooit kan het ons aan gelegenheden ontbreeken om onzen pligt te verzuimen. De afdaaling tot Bedryfloosheid is zagt en onmerkbaar, dewyl dezelve enkel bestaat in eene ophouding van werkzaamheid; maar de wederkeering tot een bedryfvol leeven valt moeilyk, naardemaal het in zich behelst eene verandering van rust in beweeging, van werkloosheid tot bedryf.
Het gaat vast, dat een ongebonden wensch of ydele inbeelding nooit zulk een vast bezit van de ziel neeme, dan wanneer dezelve zich ledig of zonder bezigheid vindt. Het oud beginzel der Peripatetische Wysgeeren, dat de Natuur van het Ledige een afschrik hebbe, mag vrylyk op het Verstand worden toegepast, als 't welk ieder ding, hoe ongerymd of misdaadig 't zelve ook moge weezen, liever zal toelaaten, dan geheel zonder voorwerp weezen. - Misschien zal ieder mensch het tydstip der overheersching van eenigen lust, die zyn leeven onrust op onrust baart en zyn geweeten bevlekt, mogen rekenen van het onzalig uur, wanneer al te veel Ledigheids hem blootstelde voor dien heil- | |
| |
loozen invloed: waarlyk, de Mensch moet met weinig opmerkzaamheids op zichzelven of op anderen zyne dagen doorgebragt hebben, die niet weet dat Ledig en slegt te zyn een en het zelfde is, of dat het een het ander als de schaduw het lichaam vergezelt.’
|
|