Eene waare anecdote.
(Uit de onlangs uitgegeevene Memoirs of Miss bellamy.)
Mistress godfrey, zich, na eene gevaarlyke ziekte, iets beter dan te vooren bevindende, kleedde zich, op eenen Zondag-morgen, om naar de Kapel te gaan. Eensklaps viel zy ter aarde neder, en gaf alle blyken van dood te zyn. Op het geschreeuw van haare Kamenier en van haare Moeder, kwam de Kolonel godfrey ylings in de kamer. Waarschynelyk herinnerde hy zich, op dit oogenblik, eenige voorbeelden van lieden, die men voor dood gehouden hadt, en die naderhand wederom levend geworden waren; hy beval uit dien hoofde, dat men zyne Vrouw op het bed zoude leggen, en dat twee persoonen bestendig aan haare zyde bleeven, tot dat haar lighaam onfeilbaare bewyzen van den dood opleverde. Het gevolg toonde het groot verstand van den Kolonel. In weerwil van het gevoelen der Geneesheeren, die eenpaarig verklaarden, dat het leeven was uitgebluscht, en in weerwil van den raad zyner vrienden, die hem sterk aandrongen, om het doode lighaam ter aarde te doen bestellen, verzette hy zich hardnekkig daartegen, en liet het tot den volgenden Zondag bewaaren; den dag, op welken zich, juist op het zelfde uur, dat de flaauwte begonnen was, tekens van leeven vertoonden. Het oogenblik der ontwaking beandwoordde zo juist aan dat der slaauwte, dat Mistress godfrey weer tot zichzelve kwam op dat zelfde tydstip, dat de klok van de Kapel voor de tweede maal luidde. Dit geluid haar het werk, waarmede zy bezig was, toen zy dat toeval kreeg, te binnen brengende, beknorde zy haare dienstboden, van haar niet vroegtydig genoeg gewekt te hebben, om naar de Kerk te kunnen gaan, zoo als zy van voornemen was. De Kolonel godfrey maakte van deeze omstandigheid gebruik: uit vrees