Brief van den heer Lalande aan de schryvers van het Journal de Paris, over een geschil, 't geen niet behoorde te bestaan.
Dagelyks ontvang ik brieven, in welke men my vraagt, of het jaar 1800 behoort tot de Achttiende Eeuw, of niet. Gylieden, zo wel als ik, hadden reeds dit vraagstuk beantwoord; doch deeze lastige briefschryvers verpligten my, om 'er myne gedagten nogmaals, in het korte, over te zeggen. Het schynt veelen toe, dat men in eene nieuwe Eeuw getreeden is, omdat men thans 18 telt, in de plaats van 17: doch dit is eene vergissing. Wanneer men immers honderd stukken geld moet uittellen, begint men met één, en komt over negen-en-negentig tot honderd; men schreedt dus over het tiental, zonder het volle honderdtal te hebben. Op wat manier men ook moge reekenen, men begint steeds met één, en men eindigt met honderd. Het is nooit iemand in de herssens gekomen, om eene telling met nul te beginnen en met negen-en-negentig te eindigen, om honderd te bekomen. Het jaar 1800 behoort dus onbetwistbaar tot de Achttiende Eeuw.
Dit geschil is intusschen niet nieuw; want in 1700 kwamen 'er insgelyks verscheidene Stukjes over in het licht. Ik bezit 'er vier van in myne boekverzameling, en