Aanspraak by de opening van het School voor jonge Dochteren; opgericht door het tweede Departement der Bataafsche Maatschappye: Tot Nut van 't Algemeen; door den eersten Voorzitter des Schoolbestuurs; den 9den December 1799. Te Amsterdam, by H. van Munster en de Wed. H. Keyzer, 1800. In gr. 8vo. 56 bl.
Telkens ontmoeten wy de doorslaande blyken van het voordeel, het welk de Bataafsche Maatschappy: Tot Nut van 't Algemeen, de Schoolen in ons Vaderland aanbrengt. Ook de beide Amsteldamsche Departementen, die zekerlyk de grootste zyn, en meer dan elfhonderd leden opleveren, geeven telkens proeven aan de hand, dat zy ter verbetering van het Schoolwezen aanhoudend werkzaam zyn, en het den overigen Departementen, in dat vak, geenszins gewonnen willen geeven.
Het Amsteldamsch tweede Departement, van gemelde Maatschappye, had, reeds in den jaare 1795, een Leer- en Kweekschool voor Jongelingen opgericht; waar van de volkomen goede uitslag het ontwerp, in 1799, deed geboren worden, om ook een soortgelyk School voor jonge Dochteren op te richten. Dit ontwerp werdt mede uitgevoerd; men koos Bestuurders en Bestuurderessen van dat School, en men besloot den aanvang van hetzelve met eene Aanspraak te openen, waar toe de Bestuurder jac. de la lande, als eersten Voorzitter, werdt verkozen; en die dat werk ook, op den negenden van Wintermaand 1799, tot genoegen der aanwezenden, verrichtte.
De Redenaar bepaalt zich enkel tot het voordragen van eenige Aanmerkingen, over den invloed, welken de beschaaving en uitbreiding des Verstands van de Schoone Kunne op het Huisselyk geluk kan hebben. Na dus eerst getoond te hebben, waar in dat geluk eigenlyk bestaat, en hoedanig het door de Huisgenoten gesmaakt kan worden, beschouwt hy de Vrouw, welke eene verstandige opvoeding genoten heeft, en wel 1. als vervuld met eenigzins uitgebreide denkbeelden van Godsvereering. 2. Als onderwezen in de Zedekunde, en dus bezef hebbende van haare pligten. 3 Niet onkundig in de gewyde en ongewyde Geschiedenissen, waar door zy van dezelve, in veele voorvallen deezes levens, een oordeelkundig gebruik kan maaken. 4. Als zo veel weetende van de Natuurlyke Historie, de Sterren- en Hemelloopkunde, benevens de Geographie, dat zy van dezelve een nuttig gebruik kan maaken, door 'er de almagt en wysheid van den Schepper uit te leeren kennen. Terwyl, ten 5, het Schryven, Rekenen, en het kennen der Nederduitsche en Fransche Taalen, als een gepast vereischte, in eene door oeffening geleerde Vrouw, voorondersteld worden. Waar na de Redenaar over-