Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1800
(1800)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 527]
| |
Mengelpoëzy van W. Bilderdyk, benevens Vervolg van dezelve, bevattende Vertellingen en Romances. Te Amsterdam, by de Wed. J. Dóll. In gr. 8vo. te samen 616 bl.De beroemde Nederlandsche Dichter bilderdyk geeft, in deze beide bundels, een aantal stukken, welke men niet dan met veel genoegen kan ontvangen. Het eerste stuk, zynde een eigen vinding, in den geest van manilius, getyteld Starrenkennis, is gericht aan des Dichters Zuster m.p. elter, geboren woesthoven, aan wie hy zyne betrekkingen tot haar in volgende verzen opgeeft.
U biede ik dezen zang, myn Zuster, niet door 't bloed
Aan my vereenigd; maar door zuivren liefdegloed,
Waar mede een heilige echt my aan myn Weêrhelft ketentGa naar voetnoot(*),
(Zoo teêr als om geboorte) een bloedvriendin gerekend!
Gy, wie een vriendschap, die op meer dan maagschap rust,
Wie wetenschap, en deugd, en ware Godsdienstlust,
Wie 't edel vuur der kunst, waar van wy beide blaken,
Wie kunstverdienste en roem my dubbeld dierbaar maken.
Gy, neem dees tonen, neem dees schrale zangstof aan;
Bedek heur dorheid met uw eigen lauwerblaên;
En, daar ge, in stillen nacht, des hemels veld doorwandelt,
De Graadboog en de Luit met de eigen stoutheid handelt,
Laat u 't gestarnte dan, zoo vaak het u belonkt,
Ja, elke starrengloed, die aan den hemel vonkt,
Herinnren aan een hand, wier arbeid ge eens waardeerde,
En die geen' andren Lof dan uwe stem begeerde!
Eigenlyk bestaat deze Starrenkennis in eene dichterlyke beschryving van de Sterrenbeelden, welke de beide halfronden des hemels op de Globe vertoonen. Voor het algemeen zal dezelve dus hier en daar wat droog, of wat al te veel naar de Globe gevormd, voorkomen; doch deze aanmerking raakt den sterrenkundigen niet, welke in deze beschryving alle de beelden zyner hemelbeschouwing ontmoet, terwyl veele van dezelve mede dichterlyk schoon zyn voorgedragen. Een vyftal daar op volgende Dichtstukken, als de Kryg van inisthona, darthula, karrikthura de Gezangen van zelma, en barrathon, zyn naarvolgirgen van ossian, en wel, volgends des Dichters Voorrede, naar het oorspronklyke zelf, dat is, naar het oud Schotsch, en niet naar het Engelsch van macpherson, en nog minder naar het Hoogduitsch van von harold of van denis, zich by letteromzetting sined genoemd hebbende. Hoe moeilyk zulk een arbeid zy, gevoelt ieder, | |
[pagina 528]
| |
welke het verschil der Taalen, Eeuwen en Zeden van ossian en bilderdyk in vergelyking wil brengen. Verder vindt men in deze Mengelpoëzy een aantal losse en dikmaals zeer geestige stukjens, welke door den Dichter in Engeland, hoofdzaakelyk tot voorbeelden, vervaardigd zyn, toen hy aldaar over sommige gedeelten der dichtkunst voorleezingen hield. Zyne lessen waren aldaar zeer geacht; hy hield dezelve in de Fransche taal, maar stelde gewoonlyk zyne proeven in 't Neêrduitsch, welke hy alsdan in het Fransch of Engelsch, somwylen in verzen, doch meestal in proze, overbragt. Veele van die stukjens zyn naarvolgingen. Wordende ten slotte gevolgd door eenige zeer bevallige en geestige Vertellingen en Romances, onder welke eerste wy de Waarheid en Ezopus, en onder de laatste Urzyn en Valentyn, zeer schoon, en het genie van bilderdyk zeer waardig gevonden hebben. - Zie hier, uit de losse Stukjens, een Opschrift van eene Oostersche Karavanzerai, door abbas den Eersten, uit het Persisch.
Des waerelds zoetheid is een Pleisterplaats, niets meer.
Gy, Pelgrim, leg 'er 't hoofd in uw vermoeidheid neêr:
Vraag water; vraag een' dronk, die 't hart u moog verfrisschen;
En nuttig 'er uw brood met dankbaarheid en lust.
Maar leer, terwyl gy 't smaakt, dat zoet te kunnen missen!
In 't voorwerp van uw reis verwacht u beter rust.
|
|