Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1800
(1800)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijDe Nadenking van eenen Staatsman beoordeeld, in eenen Brief van een Burger-man uit Zeeland aan den Uitgeever der Nadenking; geschikt om agter die Nadenking gevoegd te worden. Te Utrecht, by G.T. van Paddenburg en Zoon, 1800. In gr. 8vo. 35 bl.Vóór eenigen tyd gewaagden wy van de Nadenking des geweezen Raadpensionaris l.p. van de spiegelGa naar voetnoot(*), en verwylen niet, met deezen Brief, daartoe betrekkelyk, bekend te maaken. De Schryver hadt, twee jaaren geleden, die Nadenking in geschrift geleezen, eenige in 't oog loopende uitdrukkingen uitgeschreeven, en 'er voor zichzelven eenige aanmerkingen op gemaakt, die hy nu in het licht zendt. | |
[pagina 525]
| |
Vlugtig beoordeeld noemt hy deezen zynen arbeid, en, in de daad, zo is dezelve; schoon men 'er nog al veel ontmoete, 't welk de aandagt verdient; terwyl hy verklaart: ‘Indien ik my niet bedrieg, hebben de Liefhebbers der Vaderlandsche Gebeurtenissen eene geheele ontleeding van een veel bekwaamer pen en respectabeler hand dan ik voere te wagten.’ Wy zien zulks met verlangen te gemoete; terwyl deeze Brief intusschen kan strekken, om de te zeer met het Systema des nu onlangs overleden Staatsmans ingenomenen tot nadenken en een beter begrip van zaaken te brengen. De Briefschryver geeft eenige wenken, de Plunderingen in Zeeland betreffende; alsmede wegens de bevordering van van de spiegel tot het Raadpensionarisschap van Holland; over de werleende Amnestie; de Guarantie van het Erfstadhouderschap; van de Alliantie met Engeland en Pruissen; van hetgeen ten aanziene van den Opstand in Brabant gebeurd is. Breedspraakiger is de Briefschryver wegens den Oorlog met Frankryk, en maakt dit wel het gewigtigste gedeelte uit; byzonder aantoonende, dat de uitdrukkingen van verlies van den eigendom der Schelde, en openleggen aan de zyde van de Oostenryksche Nederlanden, uitdrukkingen zyn, niet gepast in den mond diens Staatsmans. - Met deeze aanduiding van den algemeenen inhoud van dit leezenswaardig Stukje vergenoege zich de Leezer. |
|