keling niet te ras voor onherstelbaar te
houden, en met de redmiddelen ten minsten een uur of vier aan te houden!
Behalven de voorbeelden van geredde Drenkelingen, komen in dit Stukje ook nog eenige voor van andere persoonen, die, door andere oorzaaken in een in schyn doodelyken toestand gebragt, uit denzelven, door spoedige hulpe, gelukkig wierden opgewekt. Belangryk vinden wy dienaangaande, onder anderen, het volgend geval: ‘In Amsterdam, op den 17 July 1797, zynde een zeer heete dag, wierd de Chirurgyn johs. van der elst geroepen in eenen kelder op de Utrechtsche Straat, waar hy een Loodgietersknegt, jan kist genaamd, onbeweeglyk uitgestrekt op den grond vond liggen, zonder eenig teken van leven. Deeze Lyder had, gelyk hy na zyne herstelling verhaalde, zeer verhit zynde, eene groote hoeveelheid koude karnemelk gedronken, en was daardoor in dien staat geraakt, De Chirurgyn besloot het vermogen der inteblaazen Tabaksdamp te beproeven; 't welk van die gunstige uitwerking was, dat 'er, na verloop van een goed quartier uurs, geluid uit de keel kwam, en tevens eene flaauwe beweeging in den pols zich ontdekte. Hem wierd nu eene ader geopend en een vomitief ingegeeven, het welk hem eene groote hoeveelheid gehotte karnemelk, met verligting, deed overgeeven. Binnen drie uuren was deeze man in staat, om met eene slede naar zyn huis gebragt te kunnen worden, en na verloop van agt dagen had hy zyne gezondheid volkomen herkreegen.’
Van wegen den betoonden moed eens Jongelings van 18 jaaren, neemen wy nog het volgende over: ‘In Amsterdam, op den 19 Juny 1798, des avonds om 10 uuren, wàs zeker Man, bosman genaamd, in de Roozegragt gevallen, en reeds geheel onder water gezonken. Frederik bruggenkok, een teder en zwaklyk Jongeling van 18 jaaren, hadt de stoutheid om zich te water te begeeven, en denzelven te redden. - Voor deeze loffelyke daad heeft de Maatschappy hem twaalf Guldens ten geschenk gegeeven.’