beste deel derzelven, maar tegen Jooden en Heidenen; uit de beschryving van 't Koningryk der Hemelen, in de gelykenissen van den Zaligmaaker; uit den inhoud der Brieven aan de Gemeenten in Asien, in de Openbaaring van Joannes; uit den gantschen inhoud en 't beloop van de Brieven der Apostelen, waaruit blykt, dat tot die Gemeenten geheele huisgezinnen, met kinderen en dienstboden, allen bestuurd door Opzieners en Diakenen, en zoo wel kwaaden als goeden, behoorden, aan welken zy dus alleen, onder zekere voorwaarden, de zaligheid belooven; en eindelyk, omdat 't denkbeeld van eene inwendige Kerk, aan welke de Apostelen zouden geschreven hebben, geheel ongerymd is, terwyl dat soort van menschen nooit met zekerheid bekend is, en nog minder de uitverkorenen, die nog naderhand tot 't waar geloof moeten gebragt worden. - Uit dit denkbeeld der geheele zichtbaare Kerk, worden eenige gevolgen afgeleid. 1. Het lyden en de verzoening van Christus is niet voor eenige weinige bepaalde persoonen, maar meer algemeen. 2. Alle de gedoopten en leden der Kerk worden geroepenen en wedergeborenen genoemd. 3. Allen zyn des Geestes deelachtig; God en Christus werkt met zynen Geest en genade in de geheele Gemeente. 4. De Verkiezing is het algemeene voorregt der geheele Christelyke Gemeente. 5. Gods Zoon heeft, in twee opzichten, eene naauwe betrekking tot de geheele Gemeente, als haar hoofd en voorspraak by den Vader. 6. 'Er wordt geene volstrekte volharding in de H. Schrift geleerd. 7. De Broederliefde moet zich uitstrekken tot alle belyders van 't Christendom, zoo lang zy, door openbaaren afval, 't tegendeel niet betoonen. 8. 'Er is maar ééne Christelyke Kerk, en 'er moet 'er maar één zyn. - Eindelyk worden nog eenige zwaarigheden opgelost, en deze en gene plichtregels aangedrongen, die uit het verhandelde schynen te vloeien. Daartoe zal ook liefde en eenigheid behooren.
‘Wy houden,’ zegt de Schryver ten slotte, ‘Avondmaal met menschen, die wy niet weten welke dwaalingen zy koesteren, of welke euveldaden zy in het verborgen plegen; zullen wy dan die gemeenschap weigeren aan onze Broeders, die slegts in duistere Leerpunten een weinig anders dan wy denken! Mogte tog eindelyk het groot gebod der Liefde, en het groot algemeen belang, meer by ons weegen, dan loutere denkbeelden in mingewigtige bespiegelingen!’