niet eens met seiler, die (in der vernunftige glaube an die wahrheit des Christenthums) had beweerd, dat 't vooruitzien en vooraf aankondigen van een buitengewoon voorval, ter bereiking van een godsdienstig zedelyk doel, 't weezenlyke van een Wonder uitmaakt. Fischer meent veeleer, dat het vermogen, om Wonderen te doen, eene innerlyke, hem, die ze verrichtte, van God medegedeelde, en hem steeds byblyvende kracht geweest is, terwyl ook kranken, die Jesus of zyne kleederen maar aangeraakt hadden, en op welke alleen de schaduwe van Petrus gevallen, of zyn zweetdoek gelegd was, gezond zyn geworden. In het derde en laatste maakt de Schryver zyn werk, om tegenbedenkingen en twyfelingen te beäntwoorden. De Vertaaler heeft deze drie te voren afzonderlyk uitgegeevene Stukken tot één geheel gebragt, en dit voeglyk afgescheiden in zes Afdeelingen. Men kan hier echter, in het Voorbericht, de drie onderscheidene Voorredenen leezen, die de Schryver, by de uitgave van elk Stukjen, heeft laaten voorafgaan, en die ook nog al aanmerking verdienen. 'Er is over deze stof zeer veel, ook nog onlangs onder ons veel goeds geschreeven, in de Verhandelingen van Teyler's Godgeleerd Genootschap, XV Deel, en men ziet ook nog de bewerking van deze stof uit het Haagsch Genootschap te gemoet. Echter verdient ook dit geschryf van fischer, schoon 't niet veel nieuws behelst, geleezen te worden. De stoffe is, in de daad, gewigtig, en kan uit verschillende oogpunten beschouwd, en op onderscheidene wyzen, ter bereiking van 't zelfde hoofddoel, behandeld worden. Onzen Schryver is byzonder eigen de beäntwoording van eenige Kantiaansche grondstellingen, die met het geloof aan Wonderwerken niet wel bestaan kunnen, of hetzelve volstrekt wederspreeken. In 't laatste Stuk heeft hy zich voornaamelyk beyverd, om het geheel nieuwe denkbeeld van Godsdienst, volgends de Philosophie
van kant, welk de Wonderen geheel overtollig maakt, te wederleggen. Over 't geheel bevat dit Boek, dat met blykbaare liefde voor waarheid en Godsdienst en Christendom, en ook met zeer veel warmte, is geschreeven, een aantal gepaste opmerkingen, en eene volyverige verdediging van 't betwiste onderwerp. Hier en daar heeft de Schryver mogelyk zyne grondstellingen wat te ver gedreeven, en daar by wel eens tot machtspreuken, of zwakke bewyzen, en weinig afdoende oplossingen van in-