Maar de Genius sprak hun aan, met eene stemme zo aangenaam als het windje, 't welk in den avond zagtlyk ruischt, in de specerybosschen van Sabon. - Hy sprak -
‘Kinderen des Stofs, ontwykt uwen Weldoener niet; ik ben gekomen om u geschenken aan te bieden: - geschenken, die alleen kragtloos kunnen worden door uwe eigene dwaasheid. Gy hebt gesmeekt om Water, en ik zal uwe bede vervullen: zegt my, met hoe veel gy zult te vrede weezen. Uit uwe begeerte niet voorbaarig. Neemt in opmerking, dat, in de genietingen des leevens, overvloed niet min gevaarlyk is dan schaarsheid en gebrek. Wanneer gy denkt aan het smertlyk gevoel van dorst, vergeet dan niet het gevaar van te verdrenken. Gy, selim, verklaar my uwen wensch!’
De Herder selim antwoordde: ‘Goeddaadig en gunstryk Weezen! verschoon de beschroomdheid, waar mede ik myn verzoek voordraag. Ik zou een kleine Beek verlangen, die in den Zomer nooit uitdroogde, en in den Winter nimmer overvloeide.’ - De Genius antwoordde: ‘Uw verzoek is u toegestaan!’ Oogenbliklyk opende hy den grond met zyn zwaard: een Fontein ontsprong aan hunne voeten, en spreidde water over de velden; de bloemen herkreegen haare frisheid, de boombladeren hunne stevigheid en groen; de kudde en de Herders leschten hunnen dorst.
Hier op keerde zich de Genius tot zadab, op dat hy ook zynen wensch zou uiten. ‘Ik verzoek,’ sprak zadab, ‘dat gy den Ganges door myne velden doet stroomen, met al deszelfs wateren, en de Beesten, die denzelven bewoonen.’ - Selim was getroffen door de grootschheid der gedagten van zynen Medeherder, en gevoelde inwendigen spyt, dat hy, het eerste gevraagd zynde, dit verzoek niet gedaan hadt. - De Genius sprak: ‘Onbedagt Mensch! wees niet onvoldoenbaar. Weet dat hetgeen gy niet kunt gebruiken, voor u niets is! Zyn uwe behoeften grooter dan die van selim?’ - Zadab herhaalde zyn verzoek, en was wel te vrede met de gedagten, welk een jammerhartig vertoon selim zou maaken in de tegenwoordigheid des Eigenaars van den Ganges.
De Genius begaf zich na de Rivier, terwyl de beide Schaapherders de uitkomst verbeidden. Toen zadab met een oog vol kleinagting op zynen Buurman nederzag, hoorden zy, op 't onverwagtst, het geraas van groote waterbeeken, en de geweldige waterstroom verzekerde hun, dat de monden van den Ganges zich geopend hadden. De stroom brak in na de Landen van zadab; zyn geboomte werd omver gesmeeten, zyne kudde verdronk; hy zelve werd medegevoerd, en een Krokodil verstondt den te veel begeerenden zadab.