| |
Merkwaardigheden van de eilanden Felicuda en Alicuda.
(Ontleend uit de Reizen van den Abbé spallanzani.)
De Eilanden Felicuda en Alicuda zyn de twee laatste ten westen gelegene Liparische Eilanden. Op Felicuda staan de Huizen het geheele Eiland over verspreid. Het getal der Inwoonderen beloopt omtrent zes honderd en vyftig. Op Alicuda, waar de volkrykheid zo veel niet bedraagt, zyn de Huizen allen gebouwd op het zuid- en zuid-oost-einde des Eilands: dewyl het eene volslaagene onmogelykheid is dezelve elders te bouwen, daar het overige des geheelen Eilands uit steilten, ontoeganglyke rotzen en bergklooven bestaat. Het verdient opmerking, dat deeze Huizen, of liever Hutten, niet gebouwd zyn aan het Strand, of beneden aan deeze rotsagtige Eilanden; maar omtrent halfweg op eene zyde, welke eene groote schuinte heeft, te welker plaatze desgelyks de wooningen staan van de twee Parochie-Priesters.
In 't eerst kon ik niet begrypen, waarom men eene ligging, zo moeilyk om te beklimmen, door de geweldige steilte, verkoozen hadt om de Huizen te bouwen, boven de laagere gedeelten deezer Eilanden, veel minder steil, en omtrent waterpas met de Zee. Maar de Boeren en Priesters, beiden, verhaalden my, dat deeze plaatzen ter bouwinge verkoozen waren door hunne Voorvaderen: dewyl, in vroegeren tyde, Felicuda en Alicuda, het verst afgescheiden liggende van het groote Eiland, zich veelal blootgesteld vonden aan de aanvallen der Turken, en wel inzonderheid de Zee-Roovers van Tunis, die 'er dikwyls in den nagt aan land kwamen, de Eilanders, terwyl zy in hunne Huizen, digt aan het Strand, sliepen, verrasten, van hunne goederen beroofden, en in slaaverny wegvoerden, gelyk zy nog zomtyds dergelyke roovende landingen dee- | |
| |
den op de Kust naby Genoa. De Inwoonders van Felicuda en Alicuda bouwden, te dier oorzaake, hunne Huizen, waar dit schriklyk gevaar minder te duchten was. De Eölische Eilanden vinden zich aan zodanige roovende bezoeken nog blootgesteld van hunne Africaansche nabuuren. 't Is waar, de laatstgemelden slaagen niet altoos in hun oogmerk, maar moeten zomtyds duur betaalen voor hun stout bestaan, nogthans is het noodig voor de Eilanders alle voorzorgen aan te wenden: te deezer oorzaake is 'er op Lipari een Wagthuis gebouwd, op Monte della Guardia, waar men dag en nagt wagt houdt. Dit egter schrikt de Barbaaren niet af van dikmaals na deeze Eilanden over te steeken, waar zy op de loer liggen onder een Rots, een Kaap, of Uithoek, tot zy eenig klein Vaartuig zien, wanneer zy even als Roofgieren op hun prooi aanvallen, die, buiten staat om wederstand te bieden, de Zeilen stryken: indien de wind gunstig is, of by tegenwind de Riemen gebruikende, zyn zy
schielyk buiten het gezigt der Eilanden en in open Zee, wanneer het de ongelukkig verrasten weinig, of liever niets, baat, hun lot te bejammeren, en te smeeken van de slaaverny bevryd te mogen worden. - Ik wil wel bekennen, dat ik, by deeze Eilanden omvaarende, niet zonder vreeze was, dat ik op die wyze mogt weggenomen en weggevoerd worden, om waarneemingen van een' gansch anderen aart, dan ik my had voorgesteld, te doen, op de nabuurige Kusten van Africa.
Behalven de Indiaansche Vygen, en eenige Olyfboomen, vindt men op deeze Eilanden veele Wyngaarden, van welke men goeden wyn maakt, schoon zy de Malmsey-wyn, of die van de Passola- of Passolina-druiven komt, niet evenaare.
Hier groeit ook Graan: dit, met de Druiven, levert op Alicuda omtrent drie duizend Napolitaansche Kroonen op; van Felicuda wordt zulks op omtrent een derde meer gerekend. Deeze hoeveelheid van Koorn is genoegzaam toereikende voor leevensonderhoud op Alicuda; doch de voortbrengst van Felicuda kan zo verre niet strekken: dewyl die van Lipari, die Eigenaars zyn van een aantal der kleine Landhoeven aldaar, eene groote hoeveelheid uitvoeren.
Het vlytbetoon en het geduld des Volks op Alicuda is verbaazend: zy verliezen geen duimbreed gronds, welke zy niet bebouwen. Naauwlyks vindt men 'er een streek
| |
| |
bebouwbaar land van eenige roeden in den omtrek, of het wordt afgebrooken door punten van rots, klompen lava, spleeten en klooven. Alle deeze streeken maaken zy nogthans vrugtbaar. Zy keeren die wangunstige gedeelten om, en breeken ze met puntige spaden, en dwingen dit gebrokene tot vrugtdraaging. 't Is uit hoofde van deezen arbeid, dat die van Lipari zeggen, dat het Volk van Alicuda het land omploegt met de punt van een mes. Dan het is teffens zeker, dat 'er op alle de Eölische Eilanden geen beter brood gebakken wordt dan op Alicuda. Ik heb het geëeten, en moet bekennen het zeer goed bevonden te hebben.
Weinig Visch wordt 'er op deeze Eilanden gevangen: dewyl men 'er weinigen aantreft, die hun werk van het visschen maaken, en deezen nog geen netten hebben, maar alleen de lyn en hoek gebruiken.
Het geheel getal der Vaartuigen, ook gebruikt om te visschen, of om van het eene Eiland na het andere te vaaren, is op Felicuda vyf of zes; Alicuda telt 'er slegts drie of vier. Als zy ze niet langer gebruiken, haalen zy dezelve geheel op het Strand, buiten het bereik der Zee, en laaten ze daar tot zy ze weder noodig hebben. Een of twee van deeze Booten behooren doorgaans aan den Parochie-Priester, die ze niet alleen gebruikt om te gaan visschen, maar ook tot andere einden, als om na de Markt te Lipari te gaan, of een Vreemdeling te geryven; in welk geval hy niet weigert als Stuurman, of, als de nood het vordert, voor Roeijer te dienen. Noodzaaklykheid, de moeder van vlytbetoon, dringt deeze Priesters om eenige bezigheid te zoeken: ten naauwen noode kunnen zy een half jaar bestaan van de inkomsten die de Kerk hun verschaft; deeze bedraagen weinig meer dan twaalf Sequinen (dat is omtrent zestig van onze Guldens) 's jaars, voor elk Eiland.
Op Felicuda was het de gewoonte, als de Man of Vrouw stierf, dat de naaste Bloedverwanten het Lyk ten grave volgden, met luide en buitenspoorige rouwklagten, en zo dra de Doodplegtigheden geëindigd waren, zich op het Lyk te werpen, het te omhelzen en te kusschen, met een luide stemme het toe te spreeken, en last mede te geeven voor de andere Wereld. Deeze bygeloovige pligtpleeging, welke van oude tyden herkomstig is, heeft de tegenwoordige Priester afgeschaft.
Op geen deezer beide Eilanden is één enkele versch- | |
| |
water-bron. De Bewoonders zyn, in gevolge hier van, verpligt hunne toevlugt te neemen tot Regenwater, 't geen zy in bakken vergaderen; wanneer het, geduurende verscheide maanden, niet regent, vinden zy zich in de deerlykste verlegenheid.
Het Volk op Alicuda en Felicuda beroemen zich, dat, van alle de Eölische Eilanden, de hunne bevryd zyn van alle soorten van Slangen; en, met de daad, in alle myne omzwervingen op dezelve, vond ik 'er geen. De blykbaare reden hier van is, dewyl het voedzel, voor deeze Dieren noodzaaklyk, ontbreekt; zy trekken het meeste voedzel van Insecten en andere kleine Dieren, die men 'er zeer schaars aantreft. De zeldzaamheid van deeze laatstgemelde vindt desgelyks den oorsprong in 't zelfde beginzel. Men weet dat zy op plantgewassen aazen, en wel voornaamlyk op grasgewassen, in deeze Eilanden zeer zeldzaam.
Van andere Dieren van beiderlei leeven zag ik 'er geene dan de graauwe en groene Hagedisch; en ten aanziene van de Insecten enkel eenige Springhaanen, en de Leeuwmier, welke men by grooten getale aantreft in het gruis van puimsteenen en lavaas.
Het Volk deezer Eilanden mag zich beroemen op een ander veel grooter voordeel, te weeten dat de Souverain, uit aanmerking van den armoedigen staat der Bewoonderen, hun ontslaagen heeft van alle belastingen, uitgenomen de Tienden aan den Bisschop, van welke egter de Inwoonders van Lipari ontheeven zyn.
Het is bykans ongelooflyk, hoe wel te vrede intusschen die Eilanders zyn, te midden van hunne armoede. Ulysses koesterde misschien geen grooter liefde voor zyn Ithaca, dan zy hebben voor hunne Eölische Rotzen, welke zy, hoe groot eene bar- en dorheid ze ook mogen vertoonen, niet zouden willen ruilen voor de Gelukkige Eilanden.
Menigmaal ben ik in hunne Hutten gegaan, die, gelyk Vogelnesten, in de spleeten der Rotzen hangen. Zy zyn vervaardigd van stukken Lava, zeer slegt zamengevoegd, van buiten en binnen even zeer van alles, wat cieraad mag heeten, ontbloot; naauwlyks laaten zy eenig licht in, daar in gelyk staande met sombere spelonken.
Zomtyds vond ik my tegenwoordig by hunne schraale maaltyden, opgedischt in ruwe schotelen, of nedergelegd op den grond, waar op zy zaten; bestaande uit grof
| |
| |
brood, en in 't wilde gewassen vrugten; zomtyds hadden zy 'er, als eene lekkerny, eenige ingezouten Visch by; zuiver water leschte den dorst. - Alleen lettende op den eersten indruk, welken dit vertoon maakte, dagt ik het volkomen beeld van jammer en ellende te beschouwen; maar, by eene ryper overweeging, ontdekte ik in deeze ruw gevormde Hutten, te midden van dit schraal leevensonderhoud, een, als 't ware, benydenswaardig geluk, 't welk ik zeer twyfel, of het wel gevonden wordt in de Paleizen der Grooten, of by de lekkere spyzen der Vorstlyke tafelen. Opgeruimdheid en volkomene gerustheid vertoonden zich op het gelaad van dit armoedig Volk, en woonden zeker in hunne boezems. De bouwvallige Hutten, die met veragting of medelyden beschouwd worden door de Ryken en de Grooten, waren hun dierbaar; en het Voedzel, 't welk de weelderigen zouden versmaad en weggeworpen hebben, als smaakloos en walchlyk, hadt voor hun gehemelte een lekkeren smaak. Maar de zo geheel sobere maaltyden deezer Eilanderen hebben eene sausse, nimmer uitgegooten over de Schotelen op de tafels der Grooten, ik meen honger en dorst, die elken schotel lekker en elken dronk fris maaken. De arbeid hunner handen en het zweet huns aangezigts strekken hun tot waarborgen van een goed onthaal ten maaltyde.
Wat de weltevredenheid en bedaarde gerustheid deezer Eilanderen betreft, en de genegenheid, welke zy hun geboortegrond toedraagen, des denk ik niet grootlyks te zullen mistasten, wanneer ik die toeschryf aan de by uitstek gemaatigdheid hunner Lugtsgesteltenisse, die, zuiver zynde, zo gansch veel toebrengt om in onze gesteltenisse de vereischte eenstemmigheid te onderhouden tusschen de vaste en vloeibaare deelen, of den staat van volmaakte gezondheid.
Ik had 'er een proef van by my zelven. Niettegenstaande de aanhoudende en groote vermoeienissen, welke ik onderging in myn zwerven door deeze Rotzen, en ondanks myne hoogklimmende jaaren, gevoelde ik een lichaamssterkte, als mede een kragt en leevendigheid van geest, en een vaardigheid in myn geheel aanweezen, welke ik nergens bespeurd had dan op de hoogte van den Berg Etna. In Landen waar de lugt onzuiver is, en dikke dampen hangen, heb ik my nooit geschikt gevonden, om, onmiddelyk naa het middagmaal, my tot myne
| |
| |
geliefde studien neder te zetten; maar onder deezen hemel, zo schaars met wolken betrokken, kon ik, ten allen tyde, schryven, en myne aanmerkingen, welke ik thans mededeel, op het papier brengen. - Welk een verbaazend groot onderscheid, tusschen deeze zo zuivere en, als 't ware, hemelsche lugtsgesteltenisse, en den bezoedelden, nevelagtigen dampkring van eenige der laagste streeken in Lombardye, omringd door stilstaande en vuile waterpoelen, en ongezonde gronden; steeds wolken en dampen opzendende in den Winter, en hardnekkige Koortzen in den Zomer veroorzaakende; waar de geesten nedergedrukt en verstompt worden; en waar, om de lyst van ongemakken te voltooijen, ontelbaare heirlegers van Kikvorschen, in het warme jaargetyde, dag en nagt het oor doof schreeuwen door hun gestadig brikquak-quaken.
|
|