| |
| |
| |
Mengelwerk, tot fraaije letteren, konsten en weetenschappen, betrekkelyk.
Proeve over zedelyke misvattingen.
(Uit het Engelsch.)
- Fools into the notion fall,
That vice or virtue there is none at all:
Ask your own heart, and nothing is so plain;
'T is to mistake them costs the time and pain.
Misvattingen zyn zo veelvuldig en algemeen, dat dezelve te verdeelen en te rangschikken, waarschynlyk, zo veel tyds en blokkens zou vereischen, als de groote Plantkundige linnaeus noodig hadt, om alle de Voortbrengzels der Natuure in een Zamenstel te brengen. Zy komen ten allen tyde voor, zyn eigen aan het Menschdom in 't algemeen, en geene gebeurtenis mogelyk, die immer voorviel, is geheel vry van een mengzel van Misvatting, 't zy in den beginne, 't zy in den voortgang, 't zy in het einde. Weinig, zeer weinig, dingen, in de daad, zyn vry van dit inmengzel der zwakheid. Zelden, zegt de Wysgeer locke, tast iemand mis in de benaamingen, welke hy geeft aan enkelvoudige denkbeelden; zelden noemt hy rood groen. In zaaken van deezen aart zyn wy, het moet erkend worden, vry wel voor Misvattingen bewaard, en mogen, als 't ware, gezegd worden onfeilbaar te weezen. Maar wanneer wy buiten den kring treeden van 't geen een voorwerp der Zintuigen is, en handelen over stukken die tot de Ziel behooren, steeken wy in eene wyde zee van dwaaling, waar in wy dagelyks gevaar loopen van schipbreuk te lyden, of ten minsten niet aan land komen, dan naa groot gevaar uitgestaan, of schade geleeden te hebben.
In de onderscheiding tusschen Deugden en Ondeugden zyn wy eenige onzer Misvattingen verschuldigd aan de
| |
| |
taal der Mode, de taal van Menschen, die, schoon zy geen zeer bepaalde of redeneerkundige denkbeelden hebben van zichzelven, het nogthans zich onderwinden, de denkbeelden van anderen te regelen. Onder de zodanigen, by voorbeeld, gaat Overspel door voor eene daad van Galanterie; een schendig Misdryf is een verkeerde Stap. Maar, naardemaal deeze bestuurders van het oordeel hunner minderen het zich niet aanmaatigen, te doen te hebben met eenige Ondeugden, dan die zeer naar hun smaak zyn, laaten zy aan de wereld over, om, in andere opzigten, voor zichzelven te kiezen.
Dan, in dit geval, het smert my zulks te moeten zeggen, ontbreekt het ons aan geen gidsen of leidslieden, ieder heeft een eigen sneedig uitgedagt Stelzel van eigen maakzel, waar door hy Ondeugd zo naby aan Deugd brengt, dat dezelve geheel en al het voorkomen aanneeme van eene schuldlooze Misvatting. Op andere tyden brengt men Deugd zo naby Ondeugd, dat het, als 't ware, onmogelyk worde, de daad te pryzen of te laaken.
Ieders eigene ondervinding, in 't een of ander tydperk zyns leevens, zal moeten toestemmen, dat hy vatbaar geweest is voor Misvattingen van deezen aart. Berisp den ergsten nietsbedryvenden Omlooper, die immer op de jammerhartigste wyze den tyd vermoordde, en gy zult hem niet kunnen overtuigen, dat hy een oogenblik tyds over heeft voor eenige bezigheid dan die hy zich gelaat te volvoeren; ja, het is honderd tegen één, of gy zult hem van drukte, van vermoeiende bezigheid, hooren klaagen. - Tragt een Verspiller, die de laatste duizend zyner bezittingen ontgonnen heeft, van zyne verkeerdheid te overtuigen, hem het dreigend gevaar van armoede onder 't oog te brengen, hy zal zyne verwondering te kennen geeven, dat gy voor Verspilling opneemt, wat men eene zo noodige uitgave moet noemen, voor een ieder van zynen staat, of (zal hy 'er mogelyk byvoegen) voor ieder Mensch. Hy zal u verzoeken alles wat hy bezit op te neemen, of uitnoodigen om eene maand by hem door te brengen, en dan vraagen, wat hy minder kan leeven, of in welk gedeelte zyner uitgaven hy kan bezuinigen? - Bezoek den schraapzugtigsten Gierigaart, dien gy ergens kunt vinden, poog hem te overtuigen, dat hy Gierigheid voor Spaarzaamheid opvat. Versterk uwe drangredenen, met aan te merken, hoe veel
| |
| |
eischen de Maatschappy, welker bescherming hy geniet, op hem heeft; spreek by hem van de gevoelens van dankbaarheid, van de verpligtingen uit beginzelen van Godsdienst ontleend, gy zult dit alles te vergeefsch verspillen. Het zy in tyden van Vrede of Oorlog, in dagen van Overvloed of Schaarsheid, hy zal over de slegtheid der tyden klaagen, en de noodzaaklykheid tragten aan te toonen van een weinig op te leggen; en misschien, om zyne ondeugd zo na mogelyk by de deugd te brengen, zal hy, met veel welspreekenheids en misschien waarheids, uitweiden over de veelvuldige jammeren, welke Verkwisting te wege brengt aan Persoonen en Familien; hy zal u gevallen vermelden, zo veelvuldig, zo doeltreffende, dat gy mogelyk, voor een oogenblik, in zyne beginzelen treedt.
Deeze voorbeelden, behalven een groot getal andere, die ik in deeze Proeve vervolgens zal bybrengen, dienen ter aanwyzinge, dat, op de groote Kaart der Zedekunde, in de wegen van Deugd en Ondeugd zeer ligt kan misgetast worden; indien wy, in deeze soort van Kaartkunde, de afstanden niet zorgvuldig aftekenen; en, behalven de meer opene en betreeden paden, op deeze bypaden letten, op welke zekere reizigers hunnen weg voortzetten, bykans ongemerkt voortzetten, eer zy de kortheid des afstands bemerken. De goede en kwaade hoedanigheden liggen, in de daad, niet wyd van elkanderen af. Wy schynen, als 't ware, geplaatst tusschen de uitersten van beiden, en het pad moet zeer effen zyn, en onze tred vast, indien wy het geluk hebben om de uitersten te wederzyden te myden. De middelweg is het pad, waar op alle Menschen verlangen te wandelen; maar het is de veelvuldige afwyking van hetzelve, die zekere Deugden zo uitsteekend maakt, dat ze naar ydele ten toonspreiding gelyken, en de Ondeugden zo buitenspoorig groot, dat wy de zedeloosheid daar van uit het oog verliezen door het belachlyke 't welk zich 'er byvoegt.
Eene plaats is 'er in Leerredenen van Dr. whichcote, waar op ik voorheen doelde, en die my aanleiding gaf tot het dus verre geschreevene. Deeze Schryver heeft een grooter aantal van deeze Misvattingen zamengevoegd, dan ik immer elders aantrof. Ik hou my verzekerd, dat myne Leezers het niet ongevallig zullen vinden, deeze plaats hier aan te treffen; te meer, dewyl de Leerredenen van dien Godgeleerden in weinige handen zyn.
| |
| |
‘'t Kwaad,’ dus laat hy zich hooren, ‘neemt eenen anderen naam aan, schoon het altoos dezelfde natuur behoudt; en dewyl het niet bekend moet worden by zyn eigen naam, neemt het den naam aan van deeze of geene Deugd, die 'er op zweemt, en geschikt is om menigmaal de onoplettenden te bedriegen. Naardemaal een byzondere regel best gekend wordt door voorbeelden, wil ik 'er eenige opnoemen.
Gierigheid gaat voor Huishoudelykheid door; Verspilling voor Edelmoedigheid; Trotschheid voor eene verheffing van waare Grootheid; Beuzelpraat voor Gespraakzaamheid; Tydverkwisting voor Uitspanning en Lichaamsverkwikking. Misslagen by anderen te vinden, agt men het agtgeeven op den naasten, en het wraaken van misdryf. Scherpheid en Ligtgeraaktheid is Tederheid van Geweeten. Stout van zich af spreeken is Hervorming te willen bewerken. Jalousy en Agterdogt is bezorgdheid voor Waarheid en Regt. Zich met eens anders doen te bemoeijen, ligtvaardig daar over te oordeelen, is werkzaamheid in het voortplanten van den Godsdienst. Het bepaalen van eens anders Vryheid is zorg voor den welstand hunner Zielen. Zich veel aanmaatigende Waan houdt men voor Vertrouwen op god. Vermetele Vaststellingen buiten de Leer der Heilige Schrift te maaken is Verbetering van het Geloof. Diepe Onkunde en Onverstand is het verzaaken van onze Rede. Te onvredenheid over onszelven is Bekommerdheid wegens onze Zonden. Zich het gebruik van allen schepzel in de volste ruimte te veroorloven is onze Christlyke Vryheid, naar eisch, gebruiken. Overmaatige Inschiklykheid is rechtschaape Gezelligheid. Zich aan de kragt zyner Inbeeldinge over te geeven is Godlyke Inblaazing. Opstuivingen van drift is een onvermydelyk gevolg van eenen ligtgeraakten aart. Te veel van zich zelven te spreeken, en het hoogste woord in gezelschappen te voeren, heet zichzelven oefenen. Heftig voorstaan van eene Party in het Godsdienstige is het voorstaan van den Godsdienst zelven. Onverstandige praat ten aanziene van Godsdienstige onderwerpen uit te slaan heet eenvoudigheid des harten. Slordigheid is Nederigheid. Zelfwantrouwen is Zedigheid. Het neemen van strenge maatregelen is op zyn Regt staan. List en Bedrog is Voorzigtigheid en Staatkunde. Pligtverzuimenissen gaan voor Zwakheden door, - voor Zwakheden die zelfs de besten aankleeven.’
| |
| |
Menschen, die eenige Wereldkennis bezitten, zullen gewis veele bevestigende voorbeelden van hier boven aangeduide Misvattingen ontmoet hebben; welke dienen, behalven andere gevolgen, daar uit af te leiden, om te toonen, hoe verre wy 'er af zyn, om, ten deezen opzigte, de Eeuw, welke wy beleeven, de Eeuw der Verlichting te noemen. - Het grootst en sterkst bewys van Licht is, wanneer de Menschen het pad, 't welk zy bewandelen moeten, duidelyk zien, en de minste misstappen doen.
't Is waar, wy hebben, in de meeste der bygebragte voorbeelden, onfeilbaare Gidsen om ons te geleiden; doch wy hebben teffens een klein ongeluk, 't welk ons op den leevensweg veelal vergezelt, naamlyk dat wy niet zo gereed zyn om onze Misslagen te ontdekken, als om daar aan behaaglyke en loflyke naamen toe te voegen, als wy ze uitgevonden hebben.
Eenigzins ongelukkig is het, dat onze taal zo ryk is, om ons eene verscheidenheid van uitdrukkingen te schenken, strekkende tot verwarring van onze denkbeelden. - De Wyzen in Laputa, schryft gulliver, stelden zaaken voor woorden, en waren gewoon eene menigte van zaaken met zich te draagen, noodig tot het onderhouden van eenig gesprek. ‘Ik heb dikwyls gezien,’ schryft hy, ‘dat twee deezer Wyzen, als 't ware, onder den last hunner pakken bezweeken: wanneer zy elkander op den weg tegenkwamen, een onderhoud wilden aanvangen, lagen zy hunne zakken neder, openden dezelve, en een uur met elkander door die tekens gepraat hebbende, hielpen zy elkander de zakken weder vullen, en gingen heen.’
Ik ben van gevoelen, dat deeze Laputiaanen tot veele der bovengemelde Misvattingen niet vervielen.
|
|