Brief aan eenen Vriend, over de duure verpligting van ieder weldenkenden Christen onder het Hervormd Genootschap, om met allen ernst en spoed voor de belangen van den openbaren Godsdienst te zorgen: en hoe dat, vooreerst, op de beste wyze te beginnen. Waar by gevoegd is een Voor- en Narede tot opwekking van Godsdienstig gevoel, als de grootste behoefte van dezen tyd. Te Amsterdam, by W. Brave, 1799. In gr. 8vo. 38 bl.
Deze Briefschryver doet ook eene welmeenende pooging, om zyne medeleden van 't Hervormd Kerkgenootschap de overgroote aangelegenheid der instandhouding van hetzelve, met gemoedelyken ernst, op 't hart te drukken, en tevens de steeds meer en meer dringende behoefte van werkelyke bydraagen tot dat einde te laaten gevoelen. Bedenkingen van verschillenden aart staan veelen in den weg, om nu reeds handen aan 't werk te slaan, en belemmeren de volvoering der lofwaardigste voorslagen. Daartegen wordt in dezen Brief ten sterksten geyverd, en de onverwylde medewerking, tot instandhouding van den openbaaren eerdienst onder de Hervormden, aangemerkt als de opvolging van een allergewigtigsten Christenpligt, waartoe Jesus zelf door de tydsomstandigheden roept.
De Uitgeever, die 'er eene Voorrede en Narede heeft bygevoegd, beschouwt de groote ongelegenheid van het Hervormd Kerkgenootschap, in den tegenwoordigen tyd, als een uitwerksel van Gods misnoegen over Nederlands Volk, en daadelyke tuchtiging, waardoor hetzelve tot verootmoediging en verbetering wordt geroepen. ‘De Heere God,’ zegt hy, ‘let nu zeer naauwkeurig op ieder van ons, wat wy aan de instandhouding van den Godsdienst doen, en daarvoor over hebben. En naar maate wy dit, in al zyn omtrek, gevoelen, gelooven, en daaraan evenredig werken, beäntwoorden wy, in dit opzicht, aan de boodschap, die God aan ons heeft, en aan zyne genadige bedoeling.’
Wy twyfelen niet, of dit geschryf zal by gemoedelyke menschen, die dezelfde leiding van gedachten over 't leerstellige volgen, ook nog al byval vinden.