spreekt. 3. Al wie, buiten de hoogste noodzaak, de openbaare eerbiediging van God door Jesus Christus, de opentlyke voordragt van Jesus woord in gemeenschappelyke zamenkomsten, met één woord, de openbaare Godsdienstoefeningen der Christenen, veronachtzaamt, en laat verkwynen, keert zig af van dien, die van de hemelen spreekt. 4. Hiertegen moeten wy elkander waarschouwen. - 'Er zyn ook, naar het oordeel van den Leeraar, gewigtige beweegredenen, om elk tot deelneeming in het daadelyk verzorgen van den openbaaren Godsdienst aan te moedigen, voorhanden. Het is Gods wil, en die onzes eeuwig gezegenden Zaligmakers, dat Hy opentlyk vereerd en aangebeden wordt, en dat wy, naar ons vermogen, voor het geen daartoe noodig is, zorge draagen: de gelegenheid des tyds wekt daartoe ten sterksten op: het voorbeeld van anderen moet tot navolging opwekken: het byzonder belang, 't welk wy in de beoefening van den openbaaren Godsdienst hebben, moet ook daartoe aanspooren; en bovenal het groot belang van de goede en Godlyke zaak des Christendoms.
De tweede Leerrede, over 1 Chron. XXIX:9, is ons in alle opzichten minder, dan de voorgaande, bevallen. De Eerw. wildt is by zynen Vriend de visser, zoo wel in taal en styl, als in de Bybeluitlegging, en in het afleiden van leerende aanmerkingen, veel ten achteren. Wy zullen, tot een staal van 's Mans denk- en schryfwyze, alleen de eerste leering, uit den verhandelden text getrokken, hier ter nederschryven: ‘Had Israël eenen plechtigen Ryksdag onder Davids Regering, onder anderen, ter vaststelling van dat geene, dat noodzakelyk, voortreffelyk en gewigtig, was voor den openbaaren Godsdienst! - ook wy! - wy Hervormden in Nederland! wachten, en naderen, eenen plechtigen Ryksdag, welke, onder het hoog Bestuur van Davids Heer en Davids Zoon, Jesus Christus onzen Eeuwig gezegenden Koning! bepaald op den 23 April van het Jaar 1801, beslissen moet, wat wy van onzen openbaaren Eeredienst te verhoopen hebben, en welken wy allen reden hebben, even als Israëls Ryksgrooten met aanzienelyke geschenken te naderen!!’
'Er mooge dan evenwel op de wyze van uitvoering van het plan, dat beide Redenaars zich voorgesteld hebben, nog al iets te berispen vallen, waarvan de Leerrede van de visser ook niet geheel is vry te pleiten; warme