Gedenkschriften der Maatschappy van Zendelingschap, tot Voordplanting van het Evangely in Heidensche Landen, opgericht binnen London, in Herfstmaand des Jaars 1795. Benevens eenige daar toe betrekkelyke Leerredenen. IIde Deels 1ste Stukje. Te Dordrecht, by A. Blussé en Zoon, 1798. In gr. 8vo. 176 bl.
Dit tweede Deels eerste Stuk dezer Gedenkschriften bevat wederom weinig meer, dan eenige Leerredenen, by gelegenheid der tweede algemeene Byeenkomst gehouden. Vooraf gaat alleenlyk een kort verslag van de Handelingen der Bestuurders, met byvoeging van derzelver naamen. De eerste Leerrede, van g. lambert, over Jes. XIX:23-25, heeft ten onderwerpe, Het Euangelie is de grootste zegen, zoo in zynen aart, als in zyne uitwerkselen. De tweede, van th. pentycross, over Jes. XLIII:6, Gods roeping moet ons ten regel strekken. De derde, van w. jay, over Ps. LXXII:19, 20, Bede om den voorspoed van het Euangelie. De vierde, van d. jones, over Richt. VII:2, Groote uitwerkselen, door zwakke middelen.
Zy vertoonen allen dezelfde geestdrift, denzelfden Godsdienstyver, dien wy in voorgaande Leerredenen, hiertoe betrekkelyk, naar verdiensten, gepreezen hebben.