Schubart. Door hem zelve (zelven) geschetst. In de Gevangenis opgestelt. (opgesteld.) Met eenige bekorting uit het Hoogduitsch vertaalt. (vertaald.) 2 Stukjes. Te Amsterdam, by J. van der Burgh en Zoon. Te Utrecht, by J. Visch, 1798. In 8vo. te samen 413 bl. behalven de Voorrede en Inhoud van 14 bl.
De Heer c.f.d. schubart vangt zyne Geschiedenis aan, met deze nadruklyke woorden: ‘Zonder grondbeginzelen te leeven, - Iets te zyn, en Niets te zyn; - of, belaaden met de ketens van verderflyke grondbeginzelen, den tyd van ons bestaan in deeze waereld door te sleepen, onder een bestendig zuchten der ziele naar Vryheid, is beide éven ellendig. Geene aardsche tierannen kunnen het Lichaam zoo geweldig drukken, als valsche grondbeginzelen den Geest doen lyden, die voor de Waarheid geschapen is. Waarde Leezer! Ziet gy eene wolk, die door den storm gejaagd wordt; - Ziet gy deszelfs (derzelver) onvrugtbaare droppelen in eene woestyn nedervallen; - Ach, dan ziet gy eene afbeelding van myn' Levensloop, dien ik U, met eene beevende hand, gaa afschetzen!’ enz. En, indedaad, de Leezer ziet zich in dit verhaal eenen Man geschetst, die, - hoezeer met verstandlyke vermogens, en eenen aanleg voorzien, om een wezenlyk nuttig lid der samenleeving te worden, - door aan zyne jeugdige en onbezonne driften gehoor te geeven, de dikwerf luid roepende stem zyns geweetens te smooren, en zich aan ongodsdienstigheid te gewennen, een elendig zwerver wordt, zyne huisvrouw en kinderen vervolgends in armoede dompelt, en eindelyk, door onvoorzichtigheid, in de gevangenis zyn leven moet verkwynen. In dit geheel verhaal heerscht eene openhartigheid en zelfkennis, welke men zelden by hen, die het waagen zich zelven te beschryven, aantreft; geene ydele verschooning zoekt de Schryver over zyne gebreken en misdaaden; neen! hy doet, oprecht, in alle zyne bedryven, de zwakke zyde van zyn hart kennen, en weet ook dáár, waar hy zyne onschuld gevoelt, zyne waarde op eene gepaste wyze te handhaaven.
Alzins belangryk en treffende is de schets van 's Schryvers toestand in de gevangenis, en zyne toetrede in dezelve, als een waar belyder van den Christlyken Godsdienst; dit gedeelte is vol van de zuiverste gevoelens van hoogachting voor - en verkleefdheid aan - dien Godsdienst, zoodat veele gemoedelyke Christenen hetzelve met deelneeming leezen, en zich over den kalmen zielstoestand van schubart, naa zyne bekeering, verheugen zullen.