De Euveldaden van Philips II, Koning van Spanjen. Historie-Spel. Door den Heere Mercier. Uit het Fransch vertaald. In den Haage, by van Schelle en Comp. 1798. In 8vo. 213 bl., behalven een Geschiedkundig Voorbericht van 62 bl.
De door zyne Werken zoo voordeelig bekende mercier geeft in dit Historie-Spel een nieuw bewys zyner verdiensten in het vak van Tooneelkunde.
Overbekend zyn zeker de snoode handelingen van Philips den IIden, vooräl in ons Vaderland, 't welk welëer tegen dien Geweldenaar eenen tachtigjaarigen Oorlog voerde, en hem toch eindelyk dwong, met schande, van zyne heillooze oogmerken af te zien, en het als eenen onäfhanglyken Staat te verklaaren. Veelvuldig zyn de Characterschetsen van dien Dwingeland; doch dit Tooneelspel verdient echter, om deszelfs beknoptheid, eigenäartige Characterkunde, en de zich zoo schoon gelykblyvende houding der byzondere hoofdpersonagiën, eene byzondere aanpryzing. Men ziet in 't zelve, met verbaazing, en te gelyk met deerenis, hoe zeer ook, aan 't Hof van dien Despoot, de Godsdienst door een aantal laage huurlingen gemisbruikt is ter bevordering van de snoode en menschöntëerendste oogmerken eener gevloekte Staatkunde; men ziet hier den wreeden Philips niet alleen eene menigte ongelukkige voorwerpen onschuldig ter dood brengen, maar ook de middelbaare moorder worden van zyne braave Gemalin Elizabeth, en van zynen waardigen Zoon Don Carlos.
Men denke niet, dat dit Historie-Spel op eenen leest geschoeid zy, om voor eenig Tooneel te kunnen dienen; neen! behalven de voor een gewoon Tooneelstuk te groote uitgebreidheid, heeft het nog andere hoedanigheden, die dit beletten, vooräl, wanneer men het naar de somts ongegronde regelen der gewoone Tooneelspelen beöordeelt. - De Schryver heeft den Tooneelform verkozen, (dus luiden zyne eige woorden) ‘ten einde de trekken van een snood Vorst des te kragtiger te kunnen schilderen; wy begreepen, dat deeze form, waardoor wy de persoonen zelven kunnen laaten spreeken, meer leven zou byzetten aan de karakters, welken wy hier in een beknopt tafereel wilden afschetsen.’