bezwalkten luister van een algemeen deugdzaam character, van de ootmoedige godsvrucht des verlichten Christen. ‘Ook hebben vreemden,’ zegt wagenaar, Vaderl. Hist. D. XIV, bl. 395, ‘hem genoemd den grootsten Zeeoverste zyner eeuwe, en den trouwsten dienaar, dien eenige Staat immer hebben kon.’ In den beroemden brandt heeft hy eenen Geschiedenisschryver gehad, wiens pen zyne voortreffelykheid recht kon doen en gedaan heeft.
Alles wat deezen Held betreft is waardig in gedachtenis te worden gehouden. Dit beweegt my u de volgende Anecdote te zenden, met volkomen vryheid, om ze, indien gy het goedvindt, in uw Mengelwerk te plaatzen. Het geval, daarin voorkomende, is wel omtrent de 40 jaaren na den dood van de ruiter gebeurd, maar heeft tot den Admiraal de naauwste betrekking, en toont, hoe zeer hy bemind en geacht was by zyne onderhebbende manschap. My is het al voor jaaren verhaald door den Eerw. petrus bliek, Leeraar der Remonstranten te Amsterdam, en aldaar, ruim een jaar geleden, in eenen hoogen ouderdom gestorven. Het maakte toen by my eenen diepen indruk; dikwyls hebbe ik het overdacht, en nimmer uit het geheugen verloren, zodat ik het nog genoegzaam met de eigene woorden van Do. bliek kan voordraagen.
Bliek dan verhaalde, dat hy in zyne jeugd, terwyl hy te Amsterdam op des Rectors school was, eens met eenigen zyner schoolmakkeren gelegenheid kreeg om de Admiraliteits Werf en de Schepen in het dok liggende te bezien. Onder anderen lag daar een Schip, Haarlem genaamd. Dit schynt een van de zwaarsten geweest te zyn. Ten minsten bliek, boven op de hut staande, had zynen makkeren toegeroepen: Jongens, zulk een Schip heeft de ruiter nooit onder zyn g.t gehad. Een hoogbejaard matroos, die als oppasser op dit Schip geplaatst was, dit hoorende, vraagde hem: Wat ruiter? Wat ruiter meent gy? - Wel, zeide bliek, den Admiraal de ruiter, ik weet geenen anderen. - Ach, myn Vader de ruiter, borst toen de oude Man, vol van aandoeninge, uit, is 'er nog iemand, die van de ruiter weet? - Dat hoort gy, hervattede bliek, maar hebt gy hem gekend? - Zoude ik niet! sprak de oude Zeeman, en verhaalde daarop, dat hy jaaren lang onder den Admiraal, en op deszelven Schip, gediend, onder anderen den laatsten tocht met hem gedaan na de Middellandsche Zee, en den Zeeslag had bygewoond, waarin de ruiter zyne doodwonde ontving; dat hy ook vervolgens het lyk na het Vaderland had helpen overbrengen. Bliek, die brandt had gelezen, vraagde daarop na eenige byzonderheden; onder anderen, of het waar was, dat de ruiter nooit vloekte? De matroos zeide: Ja; het hardste woord, dat hy ooit gebruikte, was, Kaerels! Maar
dan moest hy heel boos weezen; anders was het, Mannen, of Jongens, of