Over de beleefdheid in het voeren van gesprekken.
Eene Indiaansche Anecdote.
Nauwlyks treft men iet zeldzaamers aan, onder alle omstandigheden der verkeering, dan een goed en belangryk gesprek eenen tydlang voortgezet. Zo veele bykomende omstandigheden zyn 'er noodig, om die soort van uitmuntenheid te vormen, die een Man in staat stelt om in de verkeering te schitteren, dat iemand, met hoe veele gaven ook beschonken, zich nimmer verbeelden kan ze alle te bezitten. Maar 't geen nog meer strekt om de aangenaamheden des onderhouds te verminderen, is die voortdringende en elkander in den weg komende drift, om elkander in de reden te vallen, welk onderwerp ook de stoffe des onderhouds uitmaake.
't Volgend voorval zal myne meening breeder ontvouwen, en eene voorbeeldige lesse verschaffen. - Omtrent eene Eeuw geleden, was een aantal Zendelingen tot eene Indiaansche Natie afgevaardigd, met last om onder dezelve het Euangelie te verkondigen. Met alle tekens van hoogagting werden zy ontvangen: de Hoofden van den Stam zaten onder de schaduw van een ouden, grooten en eerwaardigen boom, om gehoor te geeven aan deeze nieuwe Onderwyzers. Niets kan men zich ernstiger en deftiger voorstellen, dan de welvoeglykheid, met welke dit alles aan de zyde der Indiaanen behandeld werd.
De Zendelingen en de Volkshoofden gezeten zynde, stondt een der laatstgemelden overeinde, en gaf den Zendelingen te verstaan, dat zy vryheid hadden, om de Leer, welke zy wenschten te prediken, voor te draagen. - De Zendelingen deeden, elk op hunne beurt, des eene voordragt. Naardemaal ieder veel meende te zeggen te hebben, duurde het zeer lang eer zy allen uitgesprooken hadden, en van de Indiaanen eenig antwoord konden bekomen. Deezen, egter, bewaarden al dien tyd een diep stilzwygen, onthielden zich van het betoon eeniger tekenen van onverduldigheid, schoon, ten aanziene van zulk een belangryk onderwerp, antwoorden, vraagen, en tegenwerpingen, in den geest opkwamen, en op de lippen zweefden.
Toen alle de Zendelingen, de een naa den anderen, hunne gevoelens dus in 't breede hadden voorgesteld, bewaarden de Indiaanen nog voor eenigen tyd het zwygen, om elk gelegenheid te verschaffen tot het aanvullen van het overgeslaagene, of het aandringen van deeze of geene byzonderheid.