Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1798
(1798)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 169]
| |
Mengelwerk, tot fraaye letteren, konsten en weetenschappen, betrekkelyk.Rede- en schriftmaatige bedenkingen, over de instelling en het einde van het burgerlyk bestuur; of, over de pligten van overheden en onderzaaten.(Volgens het Engelsch van james foster, DD.)
(Vervolg en Slot van bl. 130.)
Naa alles wat wy over het thans onderhanden zynde belangryk Onderwerp gezegd hebben, schiet nog ter behandelinge over, het grootste en gewigtigste van alle, en reikende, in de gevolgen beschouwd, verder dan het uiterste tydperk van alle Burger-Maatschappyen, en de ontslooping der wereld zelve. - Naamlyk - welke is de juistste uitgestrektheid, en welke zyn de paalen, van de Magt der Overheid, ten aanziene van den Godsdienst en de Regten des Geweetens? En hieromtrent, geloof ik, zal, naa eenig onderzoek, blyken, dat de Overheid geen Gezag altoos hebbe, noch kan hebben, als ontleend van god, van de Natuur, van het Volk, of van den aart en het oogmerk haarer Bedieninge. In alle daaden van Regtvaardigheid, en omtrent veele andere takken van Zedelyk Gedrag, heeft de Overheid, in de daad, een ontwyfelbaar Regt om tusschen beiden te treeden; en deeze, welke desgelyks eeuwige Wetten des Hemels zyn, en onafscheidelyke deelen van den waaren Godsdienst, aan te dringen, door de bekragtiging van Burgerlyke Wetten. Doch waarom? - Geheel niet in zo verre zy Godsdienstige, maar enkel in zo verre zy noodzaaklyke Maatschappyelyke, Deugden zyn; of liever, en om eigenlyker te spreeken, niet zelfs in zo verre zy Deugden zyn, Godsdienstige of gezellige, maar als uitwendige daaden of openbaare gedraagingen, noodig tot de orde en steun der Regeeringe. De uitwendige, de openlyke, daad van Getrouwheid en Billykheid zal even zeer | |
[pagina 170]
| |
aan alle burgerlyke bedoelingen beantwoorden, of dezelve voortkomt uit eene weezenlyke deugdzaame gesteltenisse van harte, of alleen uit vrees, en inzigt van tydlyk belang. En Burgerlyk Gezag, gelyk alle ander Gezag, noodzaaklyk bepaald zynde by deszelfs eind-oogmerk, moet het verder uitstrekken van 't zelve op dwinglandsch geweld en overheersching uitloopen. Het mag, in de daad, zommige dingen opleggen, die de Godsdienst oplegt; maar uit geheel verschillende beweegredenen. Het mag, binnen den waaren omvang van 't zelve, bevatten, wat ook stukken des Geweetens mogen heeten; en nogthans geen regt hebben om 'er zich in 't minste mede te bemoeijen, voor zo verre zy weezenlyk het Geweeten raaken. - En dat dit de juiste staat des gevals is, zullen de volgende bedenkingen, zo ik hoop, onwederleglyk aantoonen. Vooreerst, dat, in zaaken louter Godsdienstig, god de éénige Wetgeever is, en moet zyn. Geen schepzel kan, zonder zich schuldig te maaken aan verregaanden trots en vermetelheid, voorgeeven te bepaalen, welke de algemeene voorwaarden zyn van welbehaagelykheid in gods oogen, of zelfs zo verre gaan om eenig ding vast te stellen, ten opzigte van openbaare Geloofsbelydenissen of Eerdienst, zonder het Geweeten geheel vry en onbedwongen te laaten. Godsdienst is eene Wet voornaamlyk voor het hart, in de daad aangedrongen en versterkt door de innerlyke vermogens der menschlyke Natuure. Maar kan de Overheid kennis neemen van inwendige beginzelen of oogmerken? Kan deeze in 't hart huisvestende Deugd beloonen, of de inwendig hebbelyk geworden Ondeugd straffen, van welke beide zy, met geene mogelykheid, volkomen onderrigt kan weezen? De Magt, die noch zeker onfeilbaare Wetten kan geeven, noch de kragt en werking dier Wetten verzekeren, noch in één geval, uit tienduizend gevallen, onderscheiden wie schuldig is of onschuldig, kan zich het character niet aanmaatigen van eene Magt, door god beschikt en verordend. De nadenkende overweging hier van verdryft en vernietigt alle de eischen van Burgerlyk Bestuur, om zich te bemoeijen met het geen den Godsdienst, of het Geweeten, betreft, 't zy in 't weezenlyke, 't zy in het daar toe uit kragte der omstandigheden behoorende; met het opleggen van zaaken, noodwendig of onverschillig gekeurd. Want zo ras 'er bedenklykheden en twyfelingen ontstaan, | |
[pagina 171]
| |
omtrent zaaken, die, in haare eigene natuur, of onverschillig geoordeeld worden te zyn, of weezenlyk zodanig, worden zy onmiddelyk zaaken het Geweeten betreffende. En, uit dien hoofde, moet, zelfs in die gevallen, het Gezag der Overheid niets betekenen; ten ware het onbegrensd en volstrekt is in alle gevallen. Dit laatste nu te beweeren, zou Rede, Geweeten en Braafheid teffens vernietigen; en het Bestuur van god zelve uitsluiten. Want het is een allervastgaandste waarheid, dat, indien de Overheid Regt hebbe om Wetten en Vaststellingen te maaken, ten aanziene van den Godsdienst, god geen Regt kan hebben. Om dat, tusschen een Alweetend Alvermogen, en eene bepaalde, zwakke en feilbaare Magt, in ontelbaare groote en gewigtige gevallen, geen zamenstemming van regelmaat kan weezen. Weshalven, indien god verworpen wordt, als de ééne Opperbestuurder van de geheele Godsdienstige Wereld, het gevolg daar van moet weezen, dat 'er geen Regeering, geen Godsdienst, in 't geheel is; maar het Menschdom overgegeeven aan de onwisse en willekeurige slingeringen van dwaaling, grilligheid en geweld. Ten anderen. Naardemaal de Overheid, in de Godsdienstige Wereld, (welke strikt en onveranderlyk gods Koningryk is) geen aanspraak heeft om Wetgeever te weezen: dewyl zy geheel onbevoegd is tot het vervaardigen van geschikte Wetten, tot eene onpartydige Bediening des Regts, en de daadlyke ondersteuning des Bestuurs - zo bewyst dit even zeer, dat zy, noch uit de natuur, noch volgens den stelligen wil van het Opperweezen, noch van de toestemming des Volks (de staatlykste en heiligste bronnen van Burgerlyk Bestuur), regt hebbe om zich op te werpen tot eene Verklaarster van Godlyke Wetten, of om Geloosbelydenissen te vormen, of Geloofsartykelen op te stellen, die algemeen moeten toegestemd en onderschreeven worden, als een Maatstaf des Geloofs, of als Artykelen van Vrede, of strekkende om iemand bevoegd te maaken tot hoogere Voorregten en Eerämpten in de Maatschappy. Immers de Wet der Natuure verklaart met luider stemme, dat, ten aanziene van daaden van weezenlyke Deugd, van Pligten, tot god betrekking hebbende, en bedryven die in de Eeuwigheid uitloopen, de rang van den gemeensten Man volstrekt gelyk staat met al den trots en pragtig vertoon der grootsten en magtigsten deezer Aarde; dat Koningen zullen geoordeeld worden, niet naar de maate waar | |
[pagina 172]
| |
toe de menschen hun verheven hebben, maar zo als god hun geschaapen heeft; niet volgens de toevallige voorregten huns hoogverheven stands, maar naar de algemeene Wetten der Menschlyke natuure, toegepast op hunne byzondere omstandigheden. Maar verder, even zeer als de eeuwige en onveranderlyke Wet der Natuure zich ten sterksten verzet tegen Burgerlyk Gezag in zaaken het Geweeten betreffende, beide in het vaststellen van nieuwe en het verklaaren der oude Godsdienstwetten, - even zeer doet zulks de Openbaaring. Want deeze beschryft god als den alleen magtigen HeerGa naar voetnoot(*), als alleen de harten en nieren van de Kinderen der Menschen beproevendeGa naar voetnoot(†), en bekwaam om een iegelyk naar zyne werken te vergeldenGa naar voetnoot(‡); als de oorspronglyke bron van Magt, waar uit alle Bestuur wordt afgeleid, en aan wien hetzelve verantwoordelyk is. - Christus zelve, de laatste groote Hersteller en Grondvester van den waaren Godsdienst, van dien Godsdienst, die onveranderd en onherroepen dezelfde zou blyven tot de voleindiging des tyds, heeft wel uitdruklyk verklaard, dat zyn Koningryk niet van deeze Wereld isGa naar voetnoot(§). En, gevolglyk, dat de Leerstellingen van den Godsdienst niet moeten gegrond zyn op, noch de regelen van denzelven aangedrongen worden door, verschrikkingen van nadeel in tydlyk belang, of door beloften van aardschen voorspoed ontleend. Daarenboven, indien de Overheid bekleed is met dit volstrekte regt van Verklaaring, moet zy een gelyke, zo geen hooger magt hebben dan de Maaker van de Wet zelve. Ik zeg eene hoogere magt; dewyl de Wet zelve niets beduidt dan volgens den zin en uitlegging, welke deeze daar aan geeft: en die zal (ten ware de kunde der Overheid in zedelyke Staatkunde gelyk is aan die van god, den oorspronglyken Wetgeever) dikwyls, indien niet doorgaans, op eene omkeering van de Wet zelve nederkomen. En zulks zou niet alleen de Leerstellingen van den Geopenbaarden Godsdienst, maar ook de eeuwige beginzels van Rede en Natuur, onderhaavig maaken om veranderd, naagezien, of bedorven te worden, door onkunde, list en eerzugt. | |
[pagina 173]
| |
Wyders, wie zyn onbevoegder en ongeschikter om over Godgeleerde Geschilstukken te oordeelen, dan de hoogste Burgerlyke Overheden, in bykans alle Landen, en door alle Eeuwen der Wereld, geweest zyn? Geschilstukken, welke zy, over 't algemeen, nooit beoefenden; van welke zy bykans geheel niets weeten; omtrent welke, als stukken van weezenlyken Godsdienst, zy zich zeer luttel bekreunen, voor het meerder gedeelte opgevoed in verstand bedwelmende weelde, en mangel aan denken; terwyl zy, daarenboven, (indien zy, als door eene wonderdaadige en bovennatuurlyke inblaazing, dezelve recht verstonden,) in de grootste verzoeking zyn om ze te verkeeren tot wereldlyke oogmerken. Staat my toe deeze bewysreden een weinig verder voort te zetten, en by het reeds gezegde te voegen; dat, indien de Overheden een Regt hebben om te beveelen in zaaken den Godsdienst betreffende, de Onderdaanen verpligt moeten zyn om te gehoorzaamen - om volstrekt te gehoorzamen; 't zy zulks met hun Geweeten zamenstemme, 't zy het daar mede stryde - te gehoorzaamen aan alle Overheden: aangezien hun Regt verondersteld wordt uit het Ampt, 't welk zy bekleeden, herkomstig te zyn, en gevolglyk Protestanten en Roomschen, Afgodendienaars, of Vereerders van den waaren god, Mahomethaanen, Heidenen, Christenen' - of alle soorten van strydigheden te zyn, naar gelange zy zich onderscheiden verspreid en gelegen vinden. Want indien zy ergens vryheid hebben om te verschillen van, en zich aan te kanten tegen, de ingestelde Leerbegrippen der Burgerlyke Magt, kan dit alleen geschieden op den grondslag, dat de bevelen, des gegeeven, stryden tegen hunne Rede en de voorschriften van hun Geweeten. En, indien men ooit toestaa dat dit een regtmaatig beroepen is in dit geding, dan moet het in alle gevallen gelden; en Geweeten, niet de Wil van de Overheid, de algemeene Gids weezen. Voeglyk kunnen wy hier nog aanmerken, dat 'er een duidelyk en allerbelangrykst onderscheid is tusschen Burgerlyke en Godsdienstige Verschillen; dewyl, in het eerste geval, het voor één Mensch onmogelyk is in het volstrekt bezit te weezen van een byzonderen eigendom, zonder dat anderen zich daar van ontzet vinden; maar ieder Mensch kan zyne Godsdienstige Begrippen bezitten, zyne byzondere wyze van Eerdienst oefenen, zonder het minste ongelyk aan eenig ander byzonder Lid der | |
[pagina 174]
| |
Maatschappy, of de Maatschappye in 't algemeen, aan te doen. Door het gevoelen, 't welk ik thans bestryde, te omhelzen en voor te staan, te weeten de noodzaaklykheid en het gezag van een Openbaaren Overheids-Godsdienst, wraakt en veroordeelt men in kragt het Christendom zelve: dewyl allen die 't zelve of eerst verkondigden of omhelsden, met dit te doen, den Godsdienst van den Staat verzaakten. - Op denzelfden grond moeten, door dit nieuw-uitgevonden Stelzel van Dwinglandy, alle Verbeteringen van de ergste en schadelykste Dwaalingen belet, en alle poogingen daar toe ontmoedigd, worden. Het belemmert vry en edel onderzoek; verhindert alle verbeteringen in Zedelyke en Godgeleerde kundigheden; strekt om dwaaling vast te stellen, en te vereeuwigen door alle tyden en geslachten heen; en om waaren Godsdienst te verwisselen voor Kunstenaary, en de eenpaarigheid van eene uitwendige, slaafsche, geveinsde Belydenisse. - De uitslag van alles moet weezen, dat elke zedelyke band verzwakt, alle regtvaardigheid ondermynd, onderlinge trouwe en eerlykheid vernietigd, en de grondslagen der Burgerlyke Maatschappye zelve het onderst boven gekeerd worden. - En dit zo bezwaarend gevolg denk ik dat niet alleen toepasselyk is op de uitersten van Geweldpleeging in dit stuk; maar ook op Wereldlyke Belooningen, of Mismoedigingen van allerlei aart, die eene soort van geweld oefenen op het Verstand, en van dwinglandy over de vryheid van het Geweeten. Daarenboven, indien het eens ieders onvermydelyke Pligt, en by gevolge een Regt is, 't welk hy volstrekt mag eischen, om te handelen naar zyn inwendig Licht en de overtuiging van zyn eigen hart, kan de Burgerlyke Overheid geen Gezag hebben, om het minste Artykel ten aanziene van den Godsdienst te beveelen; dewyl die twee Regten in derzelver natuur geheel strydig en onbestaanbaar zyn. Het erkennen van het Regt der Overheid is onmiddelyk ingerigt, en de ondervinding der Eeuwen staaft, dat dezelve geene andere uitwerking heeft, dan om Onkunde, Slaaverny en Elende in te voeren; terwyl eene verscheidenheid van Gevoelens en Secten, uit eigen aart, niet geschikt is om wanorde te baaren. Deeze ontstaat te eenemaal uit de bedorvenheid van de driften der Menschen. - Eene openbaare met gezag gestaafde leiding, in het stuk van den Godsdienst, is doorgaans, met de | |
[pagina 175]
| |
daad, geweest de verbanning van Kennis en redelyke Godsvrugt, en volduurt nog heden ten dage, by bykans alle Volken, niets anders te weezen, dan de vaststelling van valschheid, die moeite verdicht by InzettingeGa naar voetnoot(*). Het is, derhalven, de pligt van alle wyze en Christlyke Overheden, 't zy in hoogeren of minderen rang gesteld, het voorbeeld te volgen van gallio, die zich yverig betoonde om billyk te oordeelen in alle geschilstukken, Natuurlyke en Burgerlyke Regten betreffende; doch wanneer hy geroepen werd om Regter te zyn in geschillen van eenen louter Godsdienstigen aart, het afsloeg zich in den Stoel van god te zetten, en zich deze dingen niet aantrokGa naar voetnoot(†). Dit wordt door Apostel paulus wegens hem vermeld, ter eere van zyn regtvaardigen en edelen inborst. De post van een Overheidspersoon, zo verre die den Godsdienst betreft, geheellyk hier toe bepaald zynde - naamlyk om strikt en omzigtig te zyn in de regeling van zyn eigen gedrag, en als Mensch en als Overheid; om alle gezellige Deugden te ondersteunen en aan te moedigen, en onpartydig, zonder eenig aanzien van Persoonen, daar mede strydende Ondeugden te straffen; om elk Ingezeten by het volle genot van zyne Godsdienstige Vryheid te beschermen, de buitenspoorigheden en beledigingen van geweldig ziedenden en overloopenden yver, by alle Partyen, te bedwingen; met één woord, om allen, van gelyke openbaare verdiensten, en die even zeer hun regtmaatig aandeel toebrengen ten steun des Staatsbestuurs, ten minsten de bevoegdheid te verleenen tot het genot van gelyke voorregten; en niemand van Eereposten en Bedieningen te verwyderen, enkel om dat zy van den Staats-Godsdienst verschillen. - Om als 't ware een Beschermëngel te weezen des Volks, over 't welk hy gesteld is; de Handhaaver van deszelfs eigendomlyke Regten; de Voorstander en Beveiliger van hunne Vryheden, tegen de belaagingen en inkruipingen; een Schrik alleen voor de zodanigen die kwaad doen; maar lof schenkende aan die goed doenGa naar voetnoot(‡); en een Dienaaresse gods, den zodanigen ten goedeGa naar voetnoot(§). | |
[pagina 176]
| |
Men vergunne my, ten slotte van alles, hier by te voegen, dat aan alle Overheden, die, in het hoofdzaaklyke, het uiterst einde van allen Staatsbestuur bevorderen, en het Algemeen Geluk der Ingezetenen beoogen en bewerken, onvermydelyk eerbied en gehoorzaamheid betoond moet worden; dit is het voorschrift van alle Godlyke zo wel als menschlyke Wetten. Het is een daad van Deugd en Godsdienst, ondanks veele misslagen en dwaalingen, aan welke alle menschlyke Bestuuren onderhevig zyn, den heere te vreezen, en den Koning, (waar eene bepaalde Monarchy plaats grypt) en zich niet te vermengen met de zodanigen, die na verandering staanGa naar voetnoot(*); om een gerust en vreedzaam leeven te leiden in alle eerbaarheid en GodzaligheidGa naar voetnoot(†); om schatting te betaalen, wien men schatting schuldig isGa naar voetnoot(‡); den Keizer te geeven wat des Keizers en gode wat godes isGa naar voetnoot(§); om het Staatsbestuur te onderschraagen, en met alle vermogens te verdedigen tegen Inlandsch Verraad, tegen den inval en overweldiging van buitenlandsche Magt. |
|