is, en, om het doorzypen der vochtigheden te beletten, met eene loodachtige glaskorst overdekt is, kan ontbeeren. Voorts trekken de Schryvers uit hunne Proeven het volgend besluit, 't geen wy, om zyne algemeene nuttigheid, geheel zullen mededeelen.
‘1o. Dat de bereiding van Pekel, het zouten van Vleesch, en het bewaaren van Groentens, die in Azyn of eenig ander zuur gelegd zyn, als ook het bewaaren van sap van Aalbeziën, met een woord, van alle die zaaken, die een scherp zuur of zout in zich bevatten, ten uitersten bedenkelyk is, en voor de gezondheid schadelyk kan zyn, wanneer zy geschieden in de straks te meldene zoorten van Pottebakkers werk; doch dat men dezelve zeer veilig kan, en dus by voorkeur behoort te verrichten in het zogenoemd Keulsch Aardwerk, dat, gelyk wy hier boven gezien hebben, op eene wyze vervaardigd wordt, die geen de minste bedenkelykheid, van schadelyk aan de gezondheid te zyn, kan opleveren.
2o. Dat men de Ingezetenen geenzins kan afraaden, de bereiding of bewaaring hunner spyzen, immers die, waar by geen sterk zuur of zout gebezigd wordt, in het gemelde Pottebakkers werk te verrichten: gemerkt dit, gelyk wy gezien hebben, alleen door enkele Pekel of Azyn, en geenzins door die zaaken, welke meer overeenkomst met onze spyzen hebben, wordt aangedaan, en dit dus voorzeker het onschuldigst Vaatwerk blyft, waar van men zich, na het yzer, kan bedienen. Ondertusschen zou men de Ingezetenen toch kunnen aanraaden, by voorkeur, van het Friesch en Frankforter Aardwerk gebruik te maaken, en zich voor het Bergsch of Berger te wagten, wiens glazuur veel gereeder door Azyn of Pekel oplosbaar is, en, welk dus, zo 'er eenige spyzen mogten zyn, die het Pottebakkers glazuur aandeeden, zeer zeker het sterkst van allen zich zou vinden aangedaan.’