De Ongelukkigen, Blyspel. Door A. van Kotsebue. In den Haage, by J.C. Leeuwestyn, 1798. In 8vo. 71 bl.
Pieter Valk, die als een Jonge van veertien jaaren naar de West-Indiën gegaan, aldaar Planter geworden was, en met een goede som gelds in Holland zich op een buitengoed naby den Haag nedergezet had, op het zonderling denkbeeld gekomen zynde, om den ongelukkigsten zyner bloedverwanten, die verstrooid in Westfaalen leefden, en die hy nooit gezien had, tot zyn' universeelen erfgenaam te maaken, laat in de courant zetten dat hy overleden is, en nodigt zyne maagschap tegen den eersten October, op dat hy, die de ongelukkigste is, de erfenis kome ontfangen. Dit is juist de dag dien dit stukje voorstelt: de geheele Valkenfamilie verschynt na elkander op het tooneel; doch de ryke West-Indiër heeft juist geen groote reden om 'er grootsch op te weezen, vermits dezelve meest uit zotten of deugnieten bestaat, behalven een rechtschapen Predikant, zyne Dochter en haar Minnaar, voor wie hy, als de ongelukkigsten, zorgt, en aan de overige, zonder zich bekend te maaken, uit naam van den overledenen driehonderd dukaaten laat betaalen; waar mede dit magere en schraale Duitsche Valkengerecht, dat zeer wel van onzen Bataafschen disch had kunden blyven, onder dans en vrolykheid verteerd wordt.