Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1798
(1798)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijOden en Gedichten van Mr. Rhynvis Feith. Tweede Deel. Te Amsterdam, by J. Allart, 1797. In gr. 8vo. 204 bl.Met geen minder genoegen, dan wy het Eerste Deel deezer Oden en Gedichten ('t geen wy in den voorleden jaare aankondigdenGa naar voetnoot(*)) geleezen hebben, lazen wy dit Tweede Deel. - Het behelst weder, in vier Vakken, negen-en-twintig Dichtstukken. Godsdienstige Gezangen; waar in, 1) Lofzang. 2) Gods Goedertierenheid. 3) De Nacht. 4) De Weezen aan God en aan de Burgery der Stad Leyden. 5) De weldaadige Almagt. 6) De Lente. 7) Het Onweder. 8) Het Geweten. 9) Lente-zang. 10) Op den laatsten Avond van het Jaar. - Vaderlandsche Gezangen; 1) Opdragt aan de Vaderlandlievende Regenten van Nederland. 2) Zege-zang ter Verjaaring van de Overwinning op de Doggersbank. 3) Onze Verbindtenis met Frankryk. 4) Aan de grootmoedige Burgeryën van Zwolle en Hattem. 5) Eerkroon voor Nederlands waardige Regenten. 6) De gesprongen Tombe der Capellen. 7) Aan myne Lier. - Mengelzangen; 1) De Menschlievendheid. 2) Aan het Genootschap: Kunst wordt door Arbeid verkreegen, 1791. 3) De Zonde. 4) Aan een Boschje. 5) Herfst-zang. 6) Alrik en Aspasia. 7) Colma. 8) Aan Cefise. 9) Aan ongelukkige Gelieven. - Gedichten; 1) Het Heil van den Vrede. 2) Werther aan Ismeene. 3) Avond-bespiegeling in een Bosch. Dezelfde waarschuwing aan den Leezer, om op de Jaartekening, onder de Versen geplaatst, agt te geeven, in het Voorbericht des Eersten Deels gedaan, wordt hier, en niet zonder reden, herhaald. - Wy geeven onzen Leezer weder een staaltje, om daar door van het overige te oordeelen. | |
[pagina 233]
| |
Op den laatsten avond van het jaar.
ô Stervling! wat zyt gy ten toppunt van eer? -
Een Veldbloem. De wind blaast - zy is reeds niet meer!
Zo wordt gy, en, wordende, neemt gy reeds af;
De schaduw eens drooms scheidt uw wieg van uw graf.
Geen tydstip wordt 't uwe of de Tyd kipt het uit;
Gy juicht nog, en reeds is uw rykdom zyn buit!
Hy kruipt, kruipt schier duldloosGa naar voetnoot(*), waar smart u vermoordt,
Maar vliegt als de wind met uw zaligheid voort;
Gy ziet haar nog naakend' - zy is 'er - met één
Is 't heden voorleden, uw blydschap daarheên!
't Is alles verandring - het bloeit en het kwynt;
't Is alles beweging - het komt en verdwynt.
Geen denkbeeld, hoe snel, rukt één tydstip op zy'.
Dit tydstip, ik noem het, maar 't is reeds voorby:
Het vorremtGa naar voetnoot(†) reeds uuren, reeds dagen met één;
't Is week reeds, 't is maand reeds, 't is jaar, en 't is heên.
Daar vliegen ze aan eeuwenGa naar voetnoot(‡), die de Eeuwigheid vindt,
En even als dagen en uuren verslindt. -
Zo rollen de golven in 't weemlend verschiet;
Zy volgen zich rustloos en grypen zich niet;
Tot daar heur de rots aan haar voeten verbreekt,
En 't hoofd fier ten dondrenden afgrond uitsteekt. -
ô Stervling! gevoel u - kies wys en kies ras!
Waar alles verandert, blyft God, die Hy was.
|
|