| |
Werken van het Genootschap, ter bevordering van waaren Godsdienst, Deugd, Kunst en Wetenschap, opgericht in de Bataafsche Republiek. Iste Deels 1ste Stuk. Te Grave, by A. van Dieren, 1797. In gr. 8vo. 20 vellen druks.
Men kent reeds door veel beloovende uitnodigingen, in het Hollandsch, Fransch, Engelsch en Hoogduitsch, door geheel Europa verspreid, als ook door verscheiden berichten en advertentien, in verschillende Journaalen en Dagbladen, zoo hier te lande, als elders, geplaatst, het verheven doel, welk zich dit onlangs opgericht Genootschap, ter bevordering van waaren Godsdienst, Deugd, Kunst en Wetenschap, heeft voorgesteld. Men beoogt niets minder, dan het Menschdom van de kluisters van bedrog en bygeloof, waaronder het reeds lang gezucht heeft, te ontheffen, en tot den dienst van den eenigen waaren God, den Schepper van 't Heelal, te rug te brengen; het Opperwezen, op eene zuivere en pligtmaatige wyze, te doen eerbiedigen, en het Menschdom zoo verlicht en gelukkig te maaken, als men zal kunnen: poogingen, waaromtrent de Leden der directie zelve, by de uitgave van dit eerste Deels eerste Stuk, zich in de
| |
| |
Voorrede dus uitdrukken, poogingen (wy durven het zeggen, omdat men het ons van alle oorden toeroept) zoo edel, zoo algemeen heilzaam, zoo Godvereerend, zoo menschlievend, als 'er door eene Maatschappy in het werk kunnen gesteld worden. Het heeft echter niet ontbrooken aan verlichte beminnaars van Wetenschappen en Godsdienst, en regtschapene menschenvrienden, die, met min of meer huivering, de vruchten van dezen arbeid hebben te gemoet gezien. Men heeft gevreesd, dat deze poogingen daarheen zullen strekken, om het menschelyk verstand, eer het daarvoor ryp en 'er bevoegd toe is, met heete drift te vervoeren tot ontydige onderneemingen, die niet zelden, wel verre van uit te loopen tot heil van het menschdom, bevonden worden algemeene verwarringen, en bykans onherstelbaare nadeelen voor de Weetenschappen en goede Zeden, na zich te sleepen. Men heeft zich zelfs bekommerd, of niet welligt, onder het voorgeeven van alle verbasteringen van den waaren Godsdienst, door priesterlist en door de macht van den troon, te ontdekken, en het menschdom omtrent deszelfs gewigtigste belangen beter te verlichten, een toeloeg schuile, om het gezag van den geopenbaarden Godsdienst te verzwakken, en van hat Christendom of niets, of alleenlyk eene verbeterde Zedenleer, te laaten overblyven.
Wy voor ons zyn, en ten dezen aanzien, en met opzicht tot den geheelen aanleg van het veel omvattend plan dezer nieuwe Maatschappy, door dit eerste voortbrengsel haarer werkzaamheden nog te weinig verlicht, om ons de beoordeeling aan te maatigen over een Werk, dat nog in de geboorte is, en waarvan, zoo als Directeuren zelve zeggen, de cirkel te groot en in te veel stukken verdeeld is, dan dat men dien, door de stof van één Stukjen, heeft kunnen vervullen. Wy zullen ons overzulks, terwyl wy liefst het beste van deze onderneeming hoopen, met eene korte opgave van den inhoud van dit Boekdeel voor als nog vergenoegen.
Die 'er begeerig naar is, kan een aantal deelneemers in dit Genootschap, uit eene naamlyst van honoraire, hoofden medewerkende Leden, en Leden van verdiensten, die aan 't hoofd van dit eerste Deels eerste Stuk geplaatst is, leeren kennen. Men vindt daarin vervolgends twaalf grootere en kleinere Verhandelingen, die 'er het voornaamste deel van uitmaaken. Met elk derzelven, gelyk ook vervolgends by elk nieuw onderwerp, begint telkens een nieu- | |
| |
we telling van bladzyden, die 't gemakkelyk gebruik van dit Werk, voor hun, die gewoon zyn onder het leezen aanteekeningen te maaken, niet zeer bevordert.
Vooraf gaat een fraai Latynsch Dichtstukjen van den in dat vak zeer bedreevenen Mr. j.h. hoëufft, aan de Rede, en het zelfde, in het Nederduitsch van verre gevolgd door D.S.G.V. Daarop volgt een korte aanspraak van h. hensuma aan de Grondleggers en Bestuurders van het Genootschap, die met deze onderneeming zoo zeer is ingenomen, dat hy niet alleen den naauwen kring van zyn Vaderland, maar gantsch Europa, ja in derzelver gevolgen den geheelen bewoonden Aardkloot, daarmede durft geluk wenschen. - Een stukjen van 14 bladz. door petronella moens, dat ten opschrift heeft: zonder waaren Godsdienst bestaat geen Geluk. Een betoog van het naauw verband tusschen den Godsdienst en 't Geluk der menschen, of aanwyzing van byzondere voordeelen, die uit de beoeffening van den Godsdienst voortvloeien, moet men hier niet zoeken; maar eene door fraaiheid van styl inneemende verheffing van den alleen waaren Natuurlyken Godsdienst, dien de menschen zelve uitgevonden, doch daarna verbasterd hebben, die wel door Christus hersteld, maar naderhand wederom op de schandelykste wys misvormd is, en zich nu eerst in het waare licht begint te vertoonen, het geen alle onze Natuurgenooten met verrukkende blydschap behooren toe te juichen. - Simonides, of gedachten over God en Godsdienst, door w. servaas, M.D. Een onvolledig stuk, dat zeer uitvoerig schynt te zullen worden. Dit eerste gedeelte vervult alleen 64 bladz. en bevat eene ontwikkeling der gronden van een redelyk praktikaal geloof aan God en de Goddelyke volmaaktheden, in den trant der Kantiaansche Philosophie. - Wysgeerige beschouwingen van den mensch in Maatschappy, door c. zillesen, in 48 bl. De Schryver, die zich, in verscheide Schriften, betrekkelyk de politieke gebeurtenissen van onzen tyd, veel moeite gegeeven heeft, om zyne Landgenooten
voor te lichten, beyvert zich ook, in deze beschouwingen, met allen ernst, om Vorsten en Volken op den Godsdienst, en op de plichten der menschelykheid en gerechtigheid, oplettend te maaken, de verregaande afwykingen van het regtmaatig gebruik der oorspronkelyke vryheid aan te wyzen, ieder zyne waarde, rechten en plichten te leeren kennen, en daardoor, ware het mogelyk, tot een ruimer
| |
| |
deelgenootschap van het goede dezes leevens, en bestendig genot van de waare vryheid, gelykheid, en oprechte broederschap met alle Volken, elk onder zyne regeering, op te leiden. - Tafereel van de rampen des Oorlogs en de zaligheden van den Vrede, door p. moens, 27 bl. Ook 't zelfde in 't Fransch door een ongenoemden, die den lof van dit uitmuntend tafereel in deze regels aan de Dichteresse P. Moens, naar verdiensten, schetst:
De zinnen vinden, in uw' taal,
't Aandoenlykst vergenoegen:
Gy schenkt aan 't hart het best onthaal,
't Geen kunde aan kunst kan voegen.
Men ziet 't tafreel van kryg en vreê
Op 't krachtigst door u praalen;
't Gevoel der smarten deelt gy meê
Aan all' wie adem haalen;
't Gehoor van 't bulderend kanon,
't Gekerm klinkt elk in de ooren; -
Na dat de vrede-zon begon
Aan d'oosterkim te glooren,
Proeft men door u de zoetigheid
Van 't vruchtbaar heil des levens;
Naar 't bloemryk veld door u geleid,
Riekt men de roosjes tevens!
Men zal inzonderheid den bygevoegden Lofzang des Vredes, in rymelooze verzen, met zoodanig vergenoegen leezen. - Verhandeling over de drieërleie wezensbepaalingen van den Mensch, en zyne daaruit vloeiende rechten van Gelykheid en Vryheid, door Mr. f.a. van der marck. Wederom een incompleet stuk, dat niet meer dan 28 bl. bevat. De Autheur beschouwt den mensch, als een redemagtig wezen, als een inboorling van 't heeläl, en als een schepsel van God. Dit brengt hem tot de overweeging der leer van de Gelykheid en Vryheid der menschen-rechten, waarvan wy de voorstelling veel te ingewikkeld gevonden hebben, om 'er te dezer plaats een breeder verslag van te kunnen geeven. - Twee kleine stukjens, waarvan het eene eene bespiegeling van de Lente, het andere eene beschouwing der Natuur in den Morgenstond, behelst. - Eindelyk eene lezenswaardige beschouwing van de nadeelen, welke uit de vervoering der oude en aanmerkingwaardige Gedenkstukken van Rome, enz. naar Parys kunnen geboren worden. Door een bemin- | |
| |
naar van Kunsten en Wetenschappen. Wy erinneren ons onlangs een dergelyk stuk in de Esprit des Journaux, en ten deele ook in andere Vaderlandsche Maandwerken, aangetroffen te hebben. - In het Mengelwerk heeft men op 8 bladz. 1. Een Bericht van eene nieuwe en gemakkelyke wyze van Luchtzuivering in vertrekken en vergaderingszaalen, door Dr. m. van marum, in 't Nederduitsch en Fransch. 2. Over de lofwaardige poogingen van de Maatschappy tot redding van Drenkelingen, te Amsterdam. 3. Over de koude en warme Winters. 4 Iets over den Waterval van Niagara. 5. Over een onlangs ontdekt Monument. 6. Bericht van Antiken en Schilderyen, welke, behalven de reeds gevorderde Kunststukken, van Rome
naar Parys staan overgevoerd te worden. - Eindelyk worden nog 40 bladz. gevuld met een aantal beoordeelingen, zoo van oorspronkelyke als in het Nederduitsch overgebragte Werken, waarvan eenige, ook in andere taalen, naar het Hollandsch, gerecenseerd zyn; als ook beknopte beoordeelingen van merkwaardige buitenlandsche, Hoogduitsche, Fransche en Engelsche Schriften, enz.
|
|