Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1798
(1798)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijProeve over den waaren aart der Geestelyke Goederen en het recht der Gereformeerde Kerk in Nederland op een gedeelte van dezelve; door Mr. A.V.D.T. tweede en verbeterde Druk. Te Rotterdam, by N. Cornel, 1797. In gr. 8vo. 64 bl.Een ongenoemd Schryver, die zich op den titel Mr. A.V.D.T. noemt, moogelyk wel dezelfde, van wiens hand wy onlangs een Stukjen, tot aanraading van de vereeniging der Christenen, ontvangen en beoordeeld hebbenGa naar voetnoot(*), heeft in deze Proeve, uit de naspooring van den oorsprong en waaren aart der zoogenaamde Geestelyke Goederen, trachten te bewyzen, dat dezelve geenzins als Nationaale Goederen kunnen aangemerkt worden; maar aan het Christelyk Genootschap alleen toebehooren. Men zal 'er aanmerkelyke bydraagen tot de geschiedenis | |
[pagina 65]
| |
der Geestelyke gebouwen, en der vaste en losse goederen, aan dezelven en derzelver bedienaars van tyd tot tyd geschonken, in aantreffen, waaruit middagklaar blykt, dat die allen uit de byzondere eigendommen van onderscheidene persoonen herkomstig, en tot godvruchtige einden, ten nutte der Geestelyken, en ten dienste der Kerken, Kloosters en andere Geestelyke Gestichten, opzettelyk gegeeven en vermaakt zyn. Men hield deze goederen voor zoo heilig, dat men die zelfs Gods eigendom, en het wegneemen, of aanwenden derzelven tot gemeene gebruiken, heiligschennis noemde. 'Er zyn evenwel gevallen, waarin, naar het oordeel des Schryvers, een gedeelte van zoodanige Geestelyke Goederen tot andere einden mag gebruikt worden; om naamelyk den nood van Land en Kerk te verligten, mits men zorge draage, dat dezelve of weergegeeven kunnen worden, of dat derzelver aanhoudend gemis geen wezenlyk nadeel aanbrenge, waarvan ook deze en geene voorbeelden van vroegere en laatere tyden te berde gebragt worden. Hy meent, dat dit inzonderheid ten aanzien van sommige Prebenden, Canunikdyen en Pastoryen, zelfs Tienden, kan toegestaan worden. Maar de Schryver verzet zich, met zeer gewigtige bedenkingen, ten sterksten tegen de thans by veelen aangenomen stelling, dat de Geestelyke Goederen, by de vrywording van Nederland, het eigendom van de geheele Nederlandsche Natie geworden zyn. Hy maakt onderscheid tusschen zoodanige Geestelyke Goederen, welke buiten de zeven Provintien waren, en behoorden tot die Steden, Districten, Kerken, Kloosters, enz. welken door overwinning aan die zeven Provintien gehegt zyn, en de overigen, die het eigendom van Nederland waren en bleeven. De laatsten, die verre het grootste deel uitmaaken, waren het eigendom der te dier tyd Nationaale Kerk; en bleeven bygevolg afgezonderd van de goederen des Lands, of de goederen der Natie. De eerstgenoemden wierden ook, door de vrywording van Nederland, geene Nationaale Goederen, omdat de overwinning geen recht geeft, vooral niet in een Land, waarin de byzondere eigendommen heilig gerespecteerd worden, om byzondere goederen algemeen te maaken, of dezelve tot geheel andere einden aan te wenden, dan tot welke zy, het zy per donationes inter vivos, het zy vooral by testamentaire dispositien, door de wettige eigenaars van dezelve zyn veror- | |
[pagina 66]
| |
dend geweest. Hieruit zal dan ook geheel vervallen, het geen sommigen thans staande houden, dat die Geestelyke Goederen, als Nationaale en door overwinning gekreegen goederen, aan de Gereformeerde Kerk in Nederland niet hebben mogen gegeeven worden; en derhalven nu, by de Revolutie in dat Gemeenebest, aan die Kerk moeten worden afgenomen. Zelfs gesteld zynde, dat die Geestelyke Goederen Nationaale Goederen geweest, en door het recht van overwinning verkreegen zyn, dan nog zou 'er niets ongegronds, niets onbetaamlyks, in geweest zyn, dat, door de Overheden van Nederland, een gedeelte van dezelve aan de Gereformeerde Kerk gegeeven zyn. Daar het nu evenwel buiten bedenking is, dat die goederen Geestelyke Goederen gebleeven zyn, wil de Schryver het goed recht, waarmede men dezelve aan de Gereformeerde Kerk, als zynde in dien tyd de Nationaale de eenige door 's Lands Overigheid erkende Kerk van Nederland geworden, heeft toegevoegd, geenzins in twyfel getrokken hebben, ook niet uit hoofde van de eigenlyke bedoeling der byzondere Donateurs en Testateurs, om die goederen alleen aan de Roomsche Kerk, of aan de Geestelyken tot die Kerk behoorende, te schenken. Waaromtrent wy 's Mans aanmerkingen ter bedaarde overweeging van allen, die in deze zaak min of meer belang stellen, aanbeveelen. Want wy kunnen, zonder te uitvoerig te worden, uit dit Stukjen geen meerdere byzonderheden overneemen. |
|