| |
Verslag van de heetwater-bronnen, by Rykum en Haukadal, op Ysland.
(Ontleend uit a Letter to Dr. black from john thomas stanley, Esq., M.P.F.S.A. Lond. and F.R.S. Edinb., geplaatst in de Transactions of the Royal Society of Edinburg, Vol. III.)
In den Zomer des Jaars 1789 ging de Heer stanley, aangedreeven door eenen edelen yver tot het opdoen van kundigheden in de Natuurlyke Historie, te Leith scheep, en stevende, vergezeld van een Plantkenner en Starrekundigen, na Ysland. De naauwkeurige en uitgestrekte Waarneemingen, daar gedaan, en de schoone stukken van
| |
| |
Delfstoffen, welke zy op dat Vulcanisch Eiland vonden en verzamelden, verschaffen den belangryksten voorraad ter uitbreiding onzer kennisse van de stoffen, welke 's Aardryks oppervlakte oplevert. Met een verslag van het meest uitsteekende, in 's kundigen Reizigers verhaal, oordeelen wy onzen Leezeren dienst te zullen doen.
Naa een vermoeiend en gevaarlyk ryden over eene dorre barre uitgestrektheid van oude Lava, waar zich naauwlyks eenig teken van groei opdeed, kwamen de Bezoekers van Ysland in de aangenaame Valei van Rykum, die, uit hoofde van het tegenbeeld op te leveren der doorreisde dorre streeken, eene nieuwe bekoorlykheid ontving. Rondsom de plaats, waar zy zich bevonden, lagen de brokken van Vulcanische voortbrengzelen wyd en zyd verstrooid; de nabuurige Rotzen vertoonden zich gegroept in klompen, zo ongeregeld en weinig zamenhangend, dat ze de blykbaarste bewyzen met zich droegen, van geweldige schokken, naa derzelver eerste vorming, ondergaan te hebben.
De Valei van Rykum is omtrent eene halve myl breed; maar vernaauwt zich in haare strekking na het Noorden, en vertoont zich meer en meer overlaaden met hoopen van gebrooken Lava, van de hoogte derwaards gevoerd, en vormt als 't ware kunstmonden, waar uit talryke Watersprongen by aanhoudenheid kookend water opwerpen. Eene algemeene ontbinding schynt 'er beneden 's Aardryks oppervlakte plaats te hebben; de losliggende aarde en steenen worden allengskens in Klei veranderd, die schoon geäderd is, en na veelkleurige Jaspis gelykt.
Watersprongen kooken niet alleen op of naby deeze plaatzen; zy vertoonen zich in elk gedeelte van de Valei, en, in den omtrek van anderhalve myl, zou men 'er zeer gemaklyk een honderd kunnen tellen. De meeste deezer zyn zeer klein, en kan men dezelve even bemerken, als wellende in de holen, waar uit de stroom voortkomt. Dit opbruischen by den grond veroorzaakt, op zommige plaatzen, een dun bedekzel van Zwavel. De veelvuldigheid hier van verschilt; want naby eenige deezer kleine Watersprongen is deeze stoffe naauwlyks merkbaar, terwyl de kanaalen, door welke het water van andere uitloopt, daar mede ter langte van veele roeden bezet zyn. Noch het water, noch de stroom, voortkomende uit de grooter Watersprongen, laat ooit eenige zwavel
| |
| |
in 't minste naa; en kan de zwavelagtige damp, daar in begreepen, niet ontdekt worden, dan door den smaak van 't geen 'er een langen tyd in gekookt werd.
Veele Watersprongen kooken in groote bakken van twee, drie of vier, voeten diameter. Het water in deeze vertoont zich in eene geweldige opbruisching, en gansche wolken van damp ryzen van de oppervlakte op. Verscheide kleine beekjes worden gevormd door het water, 't geen uit deeze bakken stroomt; en vermids deeze de hitte een langen weg onder het voortstroomen behouden, is 'er geene kleine maate van voorzigtigheid noodig, om veilig te dier plaatze te wandelen.
De Watersprongen, nogthans, uit welke het water in eene groote hoeveelheid voortkomt, zyn schynbaar geheel zuiver. De allermerkwaardigste onder deezen lag tusschen de honderd en vyftig en honderd en tachtig voeten van de plaats waar wy ons nedergeslaagen hadden, en stond by het Volk, daaromstreeks woonagtig, bekend onder den naam van de kleine Geyzer. Het water hier van kookte met een sterk murmelend geraas in een Wel van eene onregelmaatige gedaante, haalende op de breedste plaats, over 't kruis gemeeten, omtrent zes voeten. Uit deeze sprong het in de lugt, en zakte weder neder, omtrent elke minuut. De Watersprongen verspreidden zich in het opryzen, en klommen tuschen de twintig en dertig voeten hoog. Wolken van damp of waassem reezen 'er mede op, 't welk eene allerheerlykste uitwerking baarde, inzonderheid ter plaatze waar de donkere heuvels, die bykans over de fontein hingen, een zwarten grond aan de schildery gaven. De Watersprongen kunnen in het, opgaan geene andere dan eene schuinsche rigting neemen, ter oorzaake van twee of drie groote steenen aan den kant van de waterkom. Tusschen deeze en den heuvel is de grond, (tot op den afstand van acht of negen voeten,) zeer heet, en 'er groeit te dier plaatze niets. Roert men in de aarde, zo komt 'er terstond een damp te voorschyn; op zommige plaatzen was de grond bedekt met eene dunne laag Zwavel, of, zou ik liever zeggen, eenige losse steenen waren 'er mede bezet. Op ééne plaats was, op de oppervlakte van den grond, een klein uitgroeizel, 't geen een Aluinsmaak had.
De Watersprong viel na de Valeikant, en bedekte in die rigting den grond met eene dikke omkorsting van de
| |
| |
daar nedergezette stoffe. Digt by deeze, en op ééne plaats zeer naby de Wel zelve, groeit het gras zeer tierig.
Waar de grond heet werd, veranderde dezelve (gelyk in de monden) in Klei. Doch deeze was hier schooner dan op eenige andere plaats. De kleuren hadden meer verscheidenheids en waren leevendiger, de aderen kon men veel onderscheidener zien. Desgelyks was de overgang van de eene zelfstandigheid in de andere blykbaarder en voldoender.
Tot de diepte van eenige weinige duimen, bestond de grond uit stukken Lava, gebrooken of zamengevoegd, blaauw, rood en geel, van kleur. De blaauwe Lava was de hardste, veele stukken van dezelve bleeven vast en onveranderd, daar wy de andere tot stof vergruisden. De kleuren werden sterker en helderder naar gelange de ontbinding der zelfstandigheden verder gevorderd was; en wy vonden ze, ter diepte van negen of tien duimen, in Klei veranderd; uitgenomen nogthans de stukken van donker blaauwe Lava, die nog hardheids genoeg overgehouden hadden om de drukking des vingers te wederstaan. - Rondsom deeze, (die op zichzelve stonden in 't midden van roode en geele Klei,) waren veele aderen of kringen gevormd, van verschillende schaduwen en kleuren. - Eenige duimen dieper maakten deeze ook een gedeelte van de Klei uit; doch steeds, door derzelver kringen, zich onderscheiden vertoonende van de rondsom liggende stoffe. Het geheel van deeze zo zeer verschillende zelfstandigheid lag op een dikke bedding van donker blaauwe Klei, blykbaar op dezelfde wyze gevormd van eenige groote stukken blaauwe Lava, of een bedding in stukken gebrooken.
Belangryk moet men deeze laatste waarneemingen keuren; naardemaal zy niet alleen de natuurlyke vorming van Klei aanwyzen, door de steeds aanhoudende en voortgezette werking van hitte en vogtigheid; maar ook eene zeer aanneemlyke theorie aan de hand geeven wegens den oorsprong van Jaspis uit verharde Klei. Eenige uitsteekende Mineralogisten, bovenal in Duitschland, staan in 't zelfde begrip.
Het Dorp Rykum, of Ryka, zo geheeten naar het Yslandsche woord Ryk, dat Rook betekent, ligt in 't midden van de Valei, omtrent tien Engelsche Mylen van Oreback, eene kleine Haven aan de zuidzyde van het Eiland, by waarneeming op de breedte van 64o, 4′ 38″. Het bestaat
| |
| |
uit een Landhoevenaars Huis, de wooningen zyner Afhangelingen, en een klein Kerkgebouw.
Betreffende de andere Heetwaterbron, door onze Reizigers bezogt, naby Haukadal, is het aanmerkenswaardigste, dat, wanneer zy de vlakte van Haukadal naderden, hunne aandagt getroffen werd door, en bepaald op, het gezigt van een aantal Dampkolommen, tot eene verbaazende hoogte opstygende; zich dan in wolken verzamelende, en door elkander wentelende tot zy zich in den dampkring verlooren. Binnen den omtrek van twee mylen, omringd door eene ry van laage heuvelen, telde men, zeer onderscheiden, meer dan honderd Watersprongen.
Verreweg de beroemdste deezer Watersprongen draagt den naam van Geyzer, of Fontein, by uitsteekenheid zo genaamd; een naamsoorsprong van het werkwoord Geysa, 't welk zo veel zegt, als, bruischen, voortbruischen. - Op een afstand van ruim vierhonderd voeten, was een Heetwatersprong, door den Heer stanley den Nieuwen Geyzer geheeten, ter oorzaake van het ongemeen sterk geweld, waar mede dezelve in werking was, terwyl hy deeze plaats bezogt.
De Heetwaterbronnen by Haukadal gelyken, met eenige uitzonderingen, op die van Rykum. Het water wordt in allerlei rigtingen uitgeworpen, uit kommen van eene ongeregelde gedaante, en van verschillende wydte. De uitbarstingen zyn doorgaans oogenbliklyk, en de tusschenpoozen van vyftien tot dertig minuten; doch deeze tusschentyden veranderen zeer veel.
Door eene langzaame bezakking van zelfstandigheden in dit water, in het lang verloop van jaaren, misschien van eeuwen, heeft 'er zich een mond van eene verbaazende hoogte gevormd; uit het midden van deezen komt de Geyzer voort. Het ryst door een rechtstandige cylindervormige Pyp, of Schaft, zeventig voeten diep, acht en een halve voet over het kruis wyd; zich openende in een Kom, welke negen en vyftig voeten haalt, van de eene tot de andere zyde gemeeten.
Deeze Kom is cirkelrond; de zyden van dezelve, zo wel als die van de Pyp, zyn geheel vlak gepolyst door de gestadige schuuring des waters, en zyn beide met zulk eene wiskundige naauwkeurigheid gevormd, dat de kunst ze bearbeid schynt te hebben. - De schuinte van den mond begint onmiddelyk aan den rand van de kom. De
| |
| |
bekorstingen zyn, op zommige plaatzen, geheel glad geworden door de gestadige schuuring des waters; op de meeste ryzen zy nogthans in ontelbaare kleine uitsteekende hoogten, en zyn overdekt, door het vallen der fynste deeltjes van den Watersprong, met een crystallyne omkorsting, zo dun en teder dat dezelve naauwlyks eenige aanraaking kan dulden. Ongemoeid en onaangeraakt gelaaten, wordt dezelve allengskens harder, en blyft, schoon het eerste, zo keurig tedere, verdwynt, nog zeer schoon.
Deeze omkorstingen zyn van eene ligt bruine kleur, en strekken zich, in verscheidenerlei richtingen, zeer verre uit buiten den rand van de kom. Noordwaards loopen ze tot den afstand van twee en tachtig, Oostwaards tot zes en tachtig, Zuidwaards tot honderd achttien, en Westwaards tot honderd vier en twintig voeten. Ze zyn zeer hard, en 'er is geen blyk, dat zy, in eenig gedeelte, afvallen of in aarde veranderen.
Toen onze Gidsen ons eerst na de Geyzer bragten, was de kom met water gevuld tot op weinig voeten aan den rand. Het water was zo helder doorschynend als crystal, alleen rees 'er een dunne damp uit op; de oppervlakte was alleen eenigzins oneffen door eenige weinige bellen, die nu en dan beneden by de pyp opborrelden. Wy stonden met ongeduld eenige minuten te wagten, elk oogenblik eene verandering op dit stil tooneel te gemoete ziende. Op een oogenblik kwam 'er een andere Watersprong, onmiddelyk voor de plaats, waar wy stonden, te voorschyn, en dreef het water meer dan honderd voeten hoog in de lugt, met de snelheid van een afgeschoote pyl; en de Watersprongen, op deeze eerste uitbarsting volgende, bereikten een nog grooter hoogte. Dit was de Watersprong, van welken wy hier boven spraken, onder den naam van de Nieuwe Geyzer.
Terwyl wy in stilte, en van verwondering opgetoogen, dit onverwagt en treffend schoon verschynzel aanschouwden, werden wy ontsteld door een schielyken schok van den grond onder onze voeten, verzeld met een hol geluid, niet ongelyk aan het gebalder van een stuk geschut, op een afstand afgestooken. - Welhaast volgde 'er een tweede Aardschok, en wy namen waar, dat het water in de kom zeer sterk beroerd werd.
De Yslanders, onze Gidsen, greepen ons schielyk aan,
| |
| |
en noodzaakten ons ettelyke schreden te rug te wyken. Het water kookte, in dien tusschentyd, geweldig, en rees op, even als of zekere ontzettende kragt van beneden de zwaarte van 't zelve opbeurde; een gedeelte werd eenige voeten boven den rand van de kom gedreeven.
Twee of drie schuddingen van den grond, gepaard met herhaaling van 't zelfde onderaardsch geluid, volgden hier op. In een oogenblik was de dampkring van rondsomme opgevuld met Dampkolommen, die, onder het opklimmen, door elkander dwarrelden, 't welk een onbeschryslyk schoon vertoon maakte, en door welke de kolommen water, in damp veranderende, in eene schielyke opvolging, opreezen, tot hoogten, welke wy, op dien tyd, met geene mogelykheid konden bepaalen. - In de daad, de nieuwheid en grootschheid van deeze vertooning had onze verbeedling zo sterk getroffen, dat wy de hoogte, welke deeze Watersprong bereikte, veel hooger schatten, dan wy dezelve naderhand bepaalden. By eene volgende Wateruitbarsting, bepaalde onze Reisgenoot, Mr. bayne, door middel van een Quadrant, de grootste hoogte, waar toe deeze Watersprongen opklommen, op zes en negentig voeten.
Deeze Watersprongen gingen met eene onbegryplyke schielykheid toe. De Sprongen, die ongestuit zich ophieven, eindigden in scherpe punten, en verlooren zichzelven in de lugt. De uitbarstingen, elk oogenblik van gedaante veranderende, en zich, op onderscheide wyzen, vermengende met de wolken van damp, daar rondsomme, duurden van tien tot twaalf minuten; als dan zakte het water in de pyp, en verdween.
De Uitbarstingen van de Geyzer volgden elkander met zekere maate van geregeldheid; doch zy waren niet even geweldig, of van gelyken duur. Eenige hielden naauwlyks acht of tien minuten aan, terwyl andere, met onafgebrooken geweld, van vyftien tot achttien minuten duurden. Tusschen de groote Uitbarstingen, terwyl de Pyp en de Kom gevuld werden, sprong het water verscheide keeren in de lugt, tot eene aanmerkelyke hoogte. Deeze gedeeltlyke Sprongen duurden egter zelden meer dan één minuut, en soms slegts eenige weinige seconden.
De Pyp van de Nieuwe Geyzer is volkomen regelmaatig, zes voeten in den diameter, en bykans vyftig voeten diep. Het water heft zich schielyk op; dan een weinig
| |
| |
zakkende, borst het uit met een onbegryplyk geweld, en bereikte de verbaazende hoogte van honderd twee en dertig voeten.
Het laat zich gereedlyk begrypen, dat deeze Watersprongen veroorzaakt worden door de uitzettende kragt van den waterdamp, gevormd en zamengeperst in onderaardsche holen. - Elke plek op Ysland vertoont kentekenen van Vulcanisch vuur.
Van de Heetwatersprongen, zo veelvuldig op dit Eiland, vinden wy eerst melding gemaakt door saxo grammaticus, in de twaalfde Eeuw; dan zy klimmen, mogen wy met eene bykans onbetwistbaare zekerheid stellen, tot eene zeer hooge oudheid op. |
|