| |
| |
| |
Algemeene Vaderlandsche Letter-oefeningen.
Kristelyk Leerboek voor de Jeugd, door J.G. Rosenmuller. Uit het Hoogduitsch. Te Amsteldam, by W. van Vliet, 1797. In 8vo. 430 bl.
Met het uiterst genoegen hebben wy dit Leerboek in onze moedertale ontvangen. - De wezenlyke gebreken, in alle, zelfs de beste, proeven opgemerkt, bevestigen, dat het zo moeilyk als gewigtig zy enen Kristlyken Katechismus voor de Jeugd te schryven. Rosenmuller, die dit gevoelde, heeft daarom zyn Leerboek, waartoe hy reeds voor vele jaren het plan ontworpen had, niet eer ter drukpers willen geven, dan nadat hy hetzelve herhaalde reizen had nagezien en verbeterd. Deze kieschheid is dan ook ongetwyfeld de oorzaak geworden, dat wy de juistheid, volkomenheid en naauwkeurigheid, van zyn opstel hebben kunnen bewonderen. Daar dit Leerboek niet geschreven is voor eerstbeginnenden, maar voor zulken, die reeds ene genoegzame kennis van de eenvoudigste Godsdienstwaarheden hebben, zo als die in des Schryvers eenvoudig onderwys voor Kinderen, (een Werkjen, dat ook reeds in 't Jaar 1792 vertaald is) zyn voorgedragen, is het ook veel uitgebreider, dan een Katechismus voor Kinderen moet wezen; bevattende hetzelve een geheel geregeld samenstel der Kristlyke Godsdienstlere. De orde, waarin rosenmuller dit samenstel voor de Jeugd gebragt heeft, zullen wy volgends de lyst der Hoofdstukken kortlyk opgeven. Na in de Inleiding van den Godsdienst in 't algemeen gesproken te hebben, handelt hy in het eerste Hoofdstuk van God en de Schepping, van de Voorzienigheid en van Gods Eigenschappen. Het twede Hoofdstuk gaat over de goede en kwade Engelen. Het derde, over den Mensch, beschouwd in zyne natuur en bestemming, naar zynen oorspronglyken en tegenwoordigen staat. Het vierde, over Jesus Kristus,
| |
| |
den Verlosser der menschen. Het vyfde, over de laatste dingen. Onder deze worden begrepen de dood des menschen, de opstanding der doden, het algemeen oordeel, en het einde der wereld; de eeuwige gelukzaligheid der ware Kristenen, en de verdoemenis, of het eeuwig verderf der Godlozen. In het zesde Hoofdstuk gaat de verdienstlyke Schryver over tot hetgeen wy op Gods eisch betrachten moeten, indien wy zalig wenschen te worden. In het zevende handelt hy in het brede, en zeer schoon, van de pligten eens Kristens. Het achtste Hoofdstuk bepaalt het recht gebruik der genademiddelen. Eindlyk wordt in het negende, zoveel ieder Kristen daarvan behoort te weten, gesproken over het onderscheid der Godsdiensten en over de voornaamste Kristen Godsdienst-sekten. Dit Leerboek bevat alzo ene menigte belangryke onderwerpen, welke door den geachten Schryver over 't geheel zeer schriftmatig worden voorgedragen. Tot bevestiging van hetgeen hy over de voornaamste geloofslessen en levenspligten stelt, heeft hy achter iedere Afdeling geschikte teksten, waaruit den onbevooroordeelden in de meeste gevallen duidlyk zal blyken, dat zyne lere op de lere des Kristendoms volkomen gegrond, en alleen bybelsche waarheid zy. Om onze Lezers met rosenmuller's eigene voordragt enigzins bekend te maken, willen wy hun hetgeen hy in de vierde Afdeling van het zesde Hoofdstuk van de bekering der godlozen zegt hier tot ene proeve geven. ‘Wanneer 'er van de bekeering van godlooze menschen gesproken wordt, zo wil bekeeren zo veel zeggen, als van hart en leeven te veränderen, en een beter mensch worden, dan men te vooren was. - Het woord bekeeren en bekeering is daarvan afkomstig, dat het leeven van een mensch in de Heilige Schrift by een' weg wordt vergeleken, die ons tot zekeren eindpaal brengt. - De godlooze bevindt zich op een' weg, die hem tot het
rampzaligst verderf brengt. - Indien hy dus te regt gebragt zal worden, moet hy van deezen weg te rugge keeren. - Deeze kristlyke bekeering wordt ook genoemd de verlichting d.i. de opklaaring des verstands, de waare kennis van het goede en kwaade. - Dus wordt de bekeering genoemd, omdat waare Godsdienstkennis voor de bekeering den weg baant. - Zy wordt anders ook genoemd de wedergeboorte. - Deeze naam wordt aan de bekeering gegeeven, omdat
| |
| |
'er by eenen godloozen, die zich bekeert, zulk eene verändering plaats heeft ten aanzien van zyne denkwyze en leevensmanier, dat hy niet meer het voorige, maar een gansch ander mensch schynt te weezen. - Daarvan worden bekeerde Kristenen genoemd nieuwe Schepselen.
In deeze bekeering wordt gevorderd, dat de godlooze zyne zonden kenne, vermyde en betreure. Hy moet naamlyk erkennen en inzien, dat zyn tot hiertoe gehouden leevensgedrag niet goed, maar schandelyk, en strafbaar geweest zy. - Niet goed, omdat hy Gods wetten overtreeden heeft. - Schandelyk, omdat hy de weldaaden van God en den Verlosser met de grootste ondankbaarheid beandwoord heeft. - Strafbaar, omdat hy zichzelven en andere menschen op meenigerlei wyze schade gedaan heeft, en die schade of geheel niet, of ten minsten zeer moeilyk, vergoeden kan. - Hy moet tevens erkennen, dat hy zich door het aan de hand houden der zonde meer schade doet, en de zaligheid geheel verwaarloost, en dat hy zichzelven op deeze wyze voor eeuwig ongelukkig zal maaken. Wanneer hy daar eens regt van overtuigd is, zo zal 'er eene groote verandering in zyn hart plaats grypen. - Hy zal zich over zyne zonden schaamen, zich over dezelven bedroeven, en vuurig wenschen, dat hy beter geleefd mogt hebben. - Doch hy zal ook wenschen, dat God zich over hem erbarmen, hem helpen, zyn hart gerust stellen, en hem weder op den weg der deugd en des geluks brengen mooge. - Wanneer deeze wensch opregt is, zo mag de zondaar een vast vertrouwen op God hebben, dat God hem alle zyne begaane zonden om Jesus Kristus wil vergeeven, en hem weder in genade aanneemen zal. - Want God heeft het beloofd, dat hy allen zondaaren, die in opregtheid des harten voorneemens zyn, zich te beteren, en te bekeeren, vergeeven wil, zonder van hun eenige boetvaardige werken of genoegdoeningen te vorderen. - Hieruit volgt dan, dat elk mensch, die zich bekeert, hoop heeft om zalig te worden, en zyne bekeering niet vruchtloos zyn zal. - Dit vertrouwen op God, dat hy ons alle onze zonden om Jesus Kristus wil vergeeve, wordt in 't byzonder ook het geloof in Kristus genoemd. - Dit geloof, of dit vertrouwen,
| |
| |
is een weezenlyk stuk der bekeering, en is daarom noodzaaklyk, wyl het den mensch met zyne bekeering nooit in waarheid ernst zyn zal, wanneer hem dit geloof ontbreekt. - Want byaldien hy den goeden God niet toevertrouwt, dat hy hem alle zyne begaane zonden vergeeven, en hem in genade aanneemen zal, zo kan hy in zyn gemoed niet gerust worden, wyl hy altyd nog vreezen moet, dat God hem eens straffen zal of hier of in eeuwigheid. - En wie eene slaaffche vreeze voor God heeft, die bemint hem niet opregt en kinderlyk: by gevolg heeft hy ook geen lust of geneigdheid, om hem eenige gewillige en kinderlyke gehoorzaamheid te bewyzen. Zonder eene gewillige en kinderlyke gehoorzaamheid jegens God kan toch geene waare bekeering plaats grypen. - Wie daarëntegen zeker gelooft, dat God hem zyne zonden vergeeven heeft, die zal ook het werk zyner bekeering met moed en yver by de hand vatten. - Deeze weldaad der zonde-vergeeving-wordt anders genoemd de Rechtvaardiging: en sluit veel in zich. - God heeft my myne zonden vergeeven, wil zo veel zeggen als: God zal my wegens myne begaane zonden niet meer straffen. Hy zal als een genadig en wys Vader in dit tegenwoordige leeven voor myne weezenlyke welvaart zorgen. Hy zal my het lyden, 't welk ik my voor een gedeelte door myne te vooren gepleegde zonden heb op den hals gehaald, en 't welk my voor een groot gedeelte nog bejegenen zal, verzachten en draaglyk maaken, en my eindelyk de door Kristus beloofde eeuwige zaligheid zeker deelachtig doen worden. - Al wie dit alles opregt van ganscher harte gelooft, zal zynen God ook regt liefhebben, en 'er zich met allen yver op toeleggen, om zyne dankbaarheid en liefde jegens hem door eene gewillige en kinderlyke gehoorzaamheid in het betrachten van zyne geboden openlyk te toonen. - Hy zal alle heerschende en bekende zonden myden, ten einde hy de genade van God en de zaligheid niet weder verbeure en verroeklooze. - Hy zal zo veel goed doen, als in zyn vermogen is, naardien hy
weet, dat zyn yver in het goede niet vruchtloos is, maar dat hem dezelve van God uit vaderlyke genade op het heerlykste in de eeuwigheid zal vergolden worden.’
Hoe geheel instemmend met de eenvoudige lere des By- | |
| |
bels is deze voordragt! Hoe uitmuntend is dezelve geschikt voor het oogmerk van den Schryver en dat van ieder verstandig en rechtschapen Leeraar, om naamlyk het opkomend geslacht tot verlichte en werkzame Kristenen te vormen! Hartlyk wenschen wy dan, dat dit Leerboek by velen spoedig de plaats vervulle dier spitsvindige Godgeleerde samenstellen, welke de Jeugd meestal zo nutteloos bezig houden, haar dikwyls ellendig verwarren, of ook wel een volkomen afkeer van all', wat haar verder onder den naam van Godsdienstig onderwys voorkomt, inboezemen. Hoezeer ook dit Leerboek, met een wys oogmerk, niet geschreven is in den gewonen trant van Vragen en Antwoorden, durven wy hetzelve nogthans niet alleen aan Predikanten, maar ook aan min ervaren opzieners der Jeugd, aan Ouders of Schoolleeraars, tot een leiddraad aanpryzen, vermids de schrandere Opsteller, om het gebruik daarvan gemaklyk te maken, zichzelven de moeite heeft gegeven, om de Vragen, die natuurlyk uit iedere Afdeling vloeien, achter dezelve te plaatsen. |
|