te verdelgen, zo laat hier onze Dichter ook een Engel optreden om Harderwyk in den val van zynen Toren te straffen. Gelyk weleer de godvruchtige Abraham de afwending der Godlyke wrake smeekte, zo smeekt hier de Godsvrucht, dat by den te duchten val Gods langmoedigheid voor het minst nog zoverr' gaan mogt, dat niemand aan lyf of leven zou beschadigd worden. Gelyk de Engel Gods, vóór dat Sodom in rook en vlammen opging, Loth en diens huisgezin in veiligheid wegleidde, zo laat knoop den Engel, die de straf aan Harderwyk volbragt, sommige inwoners van den toren afhelpen, en de overige toeroepen, dat zy zich haastig uit hunne huizen begeven moesten, om niet aanstonds onder puin en stof begraven te worden. Dergelyke ficties mogen den Dichter vrystaan omtrent de duistere voorvallen van den lang-voorleden tyd; hoe weinig zy voegen by het verhaal van gebeurenissen, die van het levend geslacht gezien, en welker omstandigheden en aanleidende oorzaken dus ten volle bekend zyn, dit laten wy aan het gezond oordeel onzer Lezeren over.