integendeel voor geene andere uitlegging, dan de zagte door hem daarvan gegeeven, vatbaar zyn. Vervolgens tragt kist zyne meening te staaven door ursinus zelven, den voornaamen opsteller van den Katechismus; voerende, ten dien einde, eenige gezegden aan van dien Godgeleerde, in welke de woorden haat en geneigd zyn verwisseld worden met uitdrukkingen of omschryvingen, welke de gegeevene zagtere uitlegging zouden begunstigen. Eindelyk beroept zich de Eerw. kist op de aanmerkingen der Remonstranten, ten tyde van het Dordrechtsche Synode, op den Katechismus ingebragt, in welke zy, met opzigt tot de bewuste woorden, in bedenking gaven ‘of het niet beter zou zyn, deze woorden: ik ben van nature geneigd, enz. weg te laten, ten minsten, om ze, om der zwakkeren wille, op de een of andere wyze te verzagten, of Bybelsche uitdrukkingen in de plaats te stellen, schoon deze woorden zelve, hoe zeer zy sommigen wat hard kunnen toeschynen, wel verklaard zynde, niets, dat onwaaragtig is, in zich behelzen.’ Kist eindigt zynen Brief met twee Aanmerkingen. De eene loopt over de aanleiding tot het bezigen in den Katechismus van de schynbaar harde uitdrukkingen. De andere gaat eene uitdrukking van zynen tegenschryver te keer, volgens welke de Katechismus eene der bronnen of beeken zyn zoude, uit welke de Hervormde Godgeleerden waarheid scheppen; met aanwyzing, in hoedanig een licht, huns oordeels, dat Leerboekje moet beschouwd worden.
In het Wederantwoord volgt de Eerw. brouwer de zelfde orde als die van den Dordrechtschen Leeraar, naa eenige voorafgaande bedenkingen te hebben vooruitgezonden. Stuk voor stuk toetst hy de aangevoerde Aanmerkingen, op eene wyze, welke duidelyk toont, dat het hem zo min aan geoeffende kennisse, als aan het vermogen van 't geen de Engelschen close reasoning noemen, ontbreekt. Wie in dit geschil gelyk of ongelyk hebbe, willen wy niet beslissen. Alleenlyk kunnen wy niet nalaaten aan te merken, dat, hoe zeer ook de lof van goedkeurende toejuichinge, door Hoogleeraaren, Leeraaren, en eene geheele Classis, den Hervormden Leeraar in ruime maate zy toegezwaaid, de Doopsgezinde Leeraar onder leden van zyn Kerkgenootschap, naar evenredigheid, geene mindere bewonderaars zal aantreffen, niet slegts uit vooringenomenheid met het schryven van eenen