De Leer van de Onsterflykheid der Dieren, in haare gegrondheid en belangrykheid getoetst. Of Brief aan den Weleerwaardigen J.W. Statius Muller, Leeraar der Christenen by de Luthersche Gemeente te Haarlem, belangende zyne Leerrede over dat onderwerp. Door J. Scheffer, Catechiseermeester by de Luthersche Gemeente te Hoorn. Te Hoorn, by F. Swidde, 1797. In gr. 8vo. 64 bl.
De zonderlinge Leerreden van den Eerw. Muller, over welke wy in No. 2. van ons Maandwerk geoordeeld hebben, heeft algemeen niet weinig gerucht gemaakt. Niet slechts was zy, gedurende een' geruimen tyd, het onderwerp van veler gesprekken, maar menigeen kon mede zyn' lust niet bedwingen om zyne aanmerkingen op dezelve het lezend publiek mede te delen. 'Er is 'er dan ook onder die tegen Muller geschreven hebben, wier ellendig en zot geklap, zo wy onze Lezers daarmede hadden willen ophouden, nog zeer veel ongunstiger uitspraak verdiend zou hebben, dan wy zyn verpligt geweest over Muller's Leerreden zelve te geven. Het tegendeel heeft, ten aanzien van den Catechiseermeester scheffer, en zynen Brief aan den Lutherschen Kerkleeraar, plaats. Dezen Brief durven wy aan allen, die Muller's Leerreden gelezen hebben, en nu begerig mogten wezen, zyne gronden getoetst, en door de rede en het gezond verstand geheel omvergeworpen te vinden, veilig aanpryzen. Het tegenschrift van scheffer heeft by ons, in weerwil van het algemeen vooroordeel, dat tegen lieden van zynen stand heerscht, en hetgeen wy