rymdheid opgevulde Voorreden, waarin de Schryver zyn plan, en het oogmerk zyner overzetting en uitgave dezer, door hem by voorkeur uitgezogte, Fabelen van Esopus, zo gebrekkig opgeeft, dat wy aangaande zyne eigenlyke bedoeling nog twyfelende zyn. Na eerst, door enige weinige voorbeelden van geen groot verschil, de waardy zyner Overzetting boven de gemene voorhanden zynde Vertalingen te hebben willen staven, verklaart hy zyn werk, als éniglyk ten dienste der Jeugd geschreven. Met dat oogmerk heeft hy de kortste en ligtste Fabels steeds voor de langste en zwaarste gerangschikt. ‘Om dus eens op een' vasten voet, zonder verdriet, zonder bezwaar, den leerling enkel trapsgewys en ongevoelig voort te krygen, en dus,
noch door 't langwylige, noch 't ongemakiyke van dien, ooit te behoeven af te schrikken.’ Had de Conrector volgends deze orde ene nieuwe uitgave bezorgd van enige Fabelen in 't oorspronglyk Grieksch, wy zouden de kracht zyner reden gevoeld, zyne keuze gebillykt hebben. Maar wat doet deze schikking in ene Nederduitsche Overzetting; wat doet deze gehele overzetting om aan de Jeugd de Grieksche taal te leren? Geven de Vertalingen der Schryveren, op de Scholen in gebruik, zodra die de Jeugd ongelukkiglyk in handen komen, haar doorgaands niet de gereedste aanleiding, om, gemakshalve, slechts gebrekkig van anderen over te nemen het geen zy door eigen' vlyt en werkzaamheid zelve had behoren uit te vinden? Alleen voor Nederlanders, die tot het oorspronglyke niet gaan kunnen, zouden wy ene Nederduitsche Overzetting der Fabelen van Esopus, om derzelver gezonde zedenleer, van enig belang kunnen houden. Maar voor hun diende dan nog gene zo styve, duistere, onverstaanbare, onaangename Vertaling als die van lindenhof, die (zegt hy) zich te zeer gebonden vond aan de letter om losser en zoetvloeiender te schryven, als schryvende slechts voor de Jeugd, die hy begreep, dat toch maar zo bleef hangen aan de letter, niets wetende te geven of te nemen. - Na voorts verscheiden redenen genoemd te hebben, waardoor hy was bepaald geworden liever ene Nederduitsche dan Latynsche Overzetting te geven, laat hy, op het einde zyner Voorreden, het oordeel, hoe hy geslaagd zy, aan den lezer over; ‘die echter, (zegt hy) zal hy hier een grondig oordeel vellen, vooraf dient onderrecht te zyn, dat ik dit schreef in tyd van druk, toen ik gansch neergeslagen lag door een zwaren flag, den dood, helaas! van myn Beminde, en 't grievendst leed verkroppen moest, van my, in het Jaar 1791 door ene, zeer geringe, meerderheid van Regenten van myn Ambt afgezet te zien, onder 't frivoolst pretekst: (wie heeft zulks ooit gehoord?) dat ik op myne stoep een pyp te rooken staande, voor
twé, daar voorbygaande, doch geen' acht op my slaande, Heren, myn