| |
Tafereel van de Geschiedenis der jongste Omwenteling in de Vereenigde Nederlanden, door Cornelius Rogge. Met Plaaten. Te Amsterdam, by J. Allart, 1796. In gr. 8vo. 632 bl.
En den Tytel, en den Naam des Schryvers, in de Nieuwspapieren leezende, werd onze nieuwsgierigheid kragtig opgewekt. Onmiddelyk vielen ons in, de Tafereelen van de Staatsomwenteling in Frankryk, waarvan wy, zo dikwyls 'er een Deel uitkwam, met welverdienden lof gewaagden; en dagten een soortgelyk Schilderschrift, ten aanziene onzer eigene Omwentelinge, te zullen ontvangen; of althans, dat het, even als 't Tafereel der Algemeene Geschiedenissen van de Vereenigde Nederlanden, van den Heer a.m. cerisier, in een voeglyk bestek, deeze groote en hoogstgedenkwaardige Gebeurtenis met de leevendigste kleuren zou maalen, de gewigtigste Gevallen, Handelingen, Byzonderheden, en Characters der Hoofdbedryveren, in zodanig een licht en gezigtpunt plaatzen, dat ze de oogen op het sterkst en naar eisch der zaaken treffen. Dit denkbeeld gaf ons het woord Tafereel zeer eigenaartig, en verheugden wy ons in het vooruitzigt; daar wy den Burger rogge, in verscheide kleinere Werkjes, aan welke wy onze goedkeuring niet weigerden, de pen, of, om by het Tafereel te blyven, het penseel, hadden zien hanteeren, op eene wyze, die ons in opgemelde verwagting versterkte. - De byvoeging van Plaaten deedt ook het haare om onzen geest met dit Tafereelagtige te vervullen.
Greetig sloegen wy, by de ontvangst, het Werk open. Doch ons denkbeeld van Tafereel daalde; wanneer wy in de Voorreden lazen, dat de Schryver, ‘naa veel overweegens, zich waagde aan eene onderneeming, die hy wel zag boven zyne kragten verheven te weezen;’ optelling van daadlyke zwaarigheden gedaan hebbende, ‘huiverde hy op het eerste denkbeeld om eene volledige Geschiedenis van deeze Omwenteling te schryven.’
| |
| |
Dan, om zyne eigene woorden te bezigen, ‘gevoelde hy, van den anderen kant, een grievende spyt, als hy zich voorstelde, hoe veel verlooren zou zyn, indien eens niemand zyne krachten in deeze loopbaane wilde beproeven.’ Wy vermeeten ons niet over iemands aandoeningen te oordeelen; of ze gegrond zyn, dan ongegrond, is iets anders; wy denken dat het niet zou ontbrooken hebben aan de zodanigen, die deezen arbeid zouden onderneemen, eerst naa het verloop van een aantal jaaren; wanneer by ons de drangreden wegvalt, die de Burger rogge vermeldt hem voornaamlyk tot schryven porde.
Wat hier van zyn moge: ‘Deeze drangredenen overwoogen zyne, op het gevoel zyner zwakheid gegronde, bekommernis, en hy waagde het althans een Tafereel van die Geschiedenis te schetzen.’ 't Geen de Schryver 'er byvoegt, dient om ons te leeren welk een soort van Tafereel wy hier zullen zien ophangen. ‘Men kan dus hier geen volledig Geschiedverhaal verwachten. Myn oogmerk is alleen voor den laateren Vaderlandschen Geschiedschryver bouwstoffen te leveren, wenken te geeven, die hem in staat kunnen stellen iets volkomens den Nederlander aan te bieden. - Naarstigheid en naauwkeurigheid hebben myne navorschingen bestuurd. Moeite heb ik niet gespaard om de echte bronnen na te spooren, en ik betuig by deezen myne oprechte dankbaarheid aan hen, die door de mededeeling van echte berichten mynen arbeid ondersteund hebben. Boven alles heb ik my den heiligen pligt des Geschiedschryvers, strikte onzydigheid, zo veel mogelyk, voorgesteld. Men zou my dus onregt doen, indien men, uit eene of andere uitdrukking, myne byzondere denkwyze wilde opmaaken. Reeds in andere Geschriften kan men dezelve vinden; hier zoeke men niets dan een Tafereel van Gebeurtenissen, gelyk ik ze gevonden heb, en men vraage alleen, is dit getrouwlyk afgebeeld?’
Het Werk heeft dit beloop. De Inleiding gaat over de Aanleidingen tot de Omwenteling. Voorts is het verdeeld in twee groote Tydperken. - Het eerste Tydvak is dat der Voorbereidzelen tot de Omwenteling. - Het tweede, de Omwenteling zelve. Beide deeze Tydperken zyn in Boeken afgedeeld. - Het eerste Boek des eersten Tydperks stelt ons voor oogen, de Uitwendige Gebeurtenissen. Het tweede Boek, de Inwendige Geburtenissen. - | |
| |
Het derde Boek, de maatregelen der Gemeenebestgezinden tot bewerking der Omwenteling. - Het vierde Boek schetst den Inval der Franschen, en gaat gepaard met een Kaart van Nederland, op welke de voornaamste Marschen der Franschen, by hunnen inval in 't zelve, afgetekend zyn. Dit Boek behelst ook het vertrek van willem den V, vergezeld van eene treffende Afbeelding dier Gebeurtenisse.
Het tweede Tydperks eerste Boek voert ten Opschrift: De Verandering van het Bestuur. De Aftekening van den Vryheids Boom op den Dam, te Amsterdam, schetst ons dit toen overal opgerigt Vryheids - teken. - Het tweede Boek ontvouwt de Voortgangen der Omwenteling. Te midden van dezelve werd de geweezen Raadpensionaris Mr. l.p. van de spiegel, op de Gevangen-Poort, in 's Haage, gebragt, kunstkeurig in eene Plaat vertoond. - Het derde Boek beschryft de Vereeniging met de Fransche Republiek. - Het vierde Boek betreft de Nationaale Vergadering, en het geen 'er te doen viel om dezelve tot stand te brengen; onder dit laatste maakte de Algemeene Centraale Vergadering geen gering Figuur, en wordt deeze, zo als dezelve in 's Haage, op de Zaal van den Ouden Doelen, gehouden werd, fraai afgebeeld; en niet min keurig is de Afbeelding van de Nationaale Vergadering zelve.
Meer dan deeze hoofdopgave van den Inhoud zullen wy den Leezer niet geeven; dewyl deeze genoegzaam is om denzelven te herinneren aan de gebeurtenissen ondergeschikt aan deeze grootere, op welker spil alle de overige draaiden. Ook agten wy het overtollig tot de verhaalende opgave van de Voorvallen te komen. Dit algemeene zy genoeg. Meestal zyn ze natuurlyk bekend; weinig aangelegens of het is elders verhaald. Voor de meerdere en mindere uitvoerigheid van soortgelyke gebeurtenissen was genoegzaame reden; en eigenaartig krygt Leyden, als de Stad van 's Schryvers inwooning, in de vermelding een dubbel deel. Het laatste gedeelte is min uitgewerkt dan het eerste; misschien om dat het Boek reeds tot eene aanmerklyke dikte begon te zwellen, en zou het reeds nog dikker geworden zyn, indien de Schryver, op veele plaatzen, oorspronglyke Stukken niet met een kleinder letter aan den voet der bladzyden geplaatst hadt. Voorts vinden wy ze, in 't lichaam des Werks, uitvoeriger dan ons toeschynt dat in een Tafereel, hoeda- | |
| |
nig de Burger rogge bedoelde te vervaardigen, te passe kwam; ook daar, waar de kieschheid der zaake het gebruiken der veelal wydloopige Staatstermen, derzelver woordlyke inlassing, niet noodzaaklyk maakte. Veel kan, veel behoort, onzes inziens, in een arbeid van deezen aart, anders en meer omgewerkt te worden. Cerisier, van wiens Tafereel wy spraken, heeft zich, in de eerste Deelen des Franschen Werks, voor dien misslag gewagt; doch, toen hy, genooddrengen door den Boekhandelaar, fchreef, in volgende Deelen zyn Werk door lange inlasschingen zeer doen bezwyken; hy zelf erkent het. De Nederduitsche Vertaaler heeft deezen wanstal meest verholpen, en meer eigen werk dan eene Vertaaling van 't geheel, en bovenal van dat gedeelte, geleverd. Doch dit in 't voorbygaan. De Burger
rogge zal zich, zo wy hoopen, deezer aanmerkinge niet belgen. Wy erkennen het verdienstlyke in zynen arbeid.
Schoon het Tafereelschilderagtige het Werk door ontbreeke, ook op plaatzen die als 't ware des uitnoodigden, by voorbeeld, het vertrek des Prinsen van Scheveningen, en veele andere, die droog verhaald worden, schoon het soms beneden der peil van den vollen en deftigen Geschiedenisstyl daale, zyn 'er gedeelten waar in het Penseel eens Tafereelschilders uitkykt, als mede gedeelten waar in de trant der Geschiedenisse zich laat vinden.
Om iets ten staale van de schryfwyze in ons best voorgekomene gedeelten aan te voeren. De ontruiming van Nymegen verhaald hebbende, vaart de Schryver voort: ‘Het is hier de gepaste gelegenheid om gewag te maaken van eene byzonderheid, die in de Geschiedenis der Omwending eene gewigtige plaats bekleedt, ik meen het gehouden gedrag der Engelsche Troepen. De Krygstucht scheen by hen, nog weinig aan landoorlogen gewoon, geringe vorderingen gemaakt te hebben. Verregaand waren de ongeregeldheden, waar door zy zich overal, waar zy zich bevonden, gevreesd en gehaat maakten. In het begin van October, vaardigde de Hertog van york eene waarschuwing uit tegen alle daaden van geweld, roof en plundering. [Deeze wordt aan den voet der bladzyde vermeld.] In dien akeligen nacht, by de ontruiming van. Nymegen, onder het hevigst bombardement, waren zy woest en ontmenscht genoeg, om, even of zy eene vyandlyke Stad verlieten, de ongelukkige en beangste Stedelingen, die naauwlyks eene
| |
| |
schuilplaats konden vinden, waar zy zich voor het vliegend moordtuig veilig oordeelden, te plunderen en te berooven. Waren zy hierin niet door de Hollandsche Troepen, die zich voor die weerloozen manmoedig in de bres stelden, krachtdaadig gekeerd, en wel zo, dat menig een zyne roofzugt met den dood moest boeten, het lot dier Stad zou boven verbeelding yslyk geweest zyn. - Ik zwyge nu nog van de verdere verwoestingen in de Provincie Gelderland naderhand aangerigt, waar door onder anderen des Prinsen Lusthuis 't Loo ten eenemaale geruineerd en uitgeplunderd is.’
Dit vermeld hebbende, luidt het slot des tweeden Boeks van het eerste Tydperk: ‘Ziet daar dan nu den onvermoeiden Frank zo ver in ons Vaderland gedrongen, als moed en krygskunde hem konden brengen. Ziet daar zyn zegevierenden loop gestuit, door een vyand, tegen wien kunst of dapperheid niets vermogen. Dat zelfde Element, wiens woede ons Vaderland zo dikwerf doodlyk was, of het op den rand van den ondergang bragt, is thans deszelfs magtigste verdeediger. Aan den eenen kant zien de Franschen zich wederhouden door de Maas, die, zich van de Waal afscheidende, Bommel tot een Eiland vormt. Van de andere zyde zien zy voor zich de breede Waal die Nymegen bespoelt. De oevers dier Rivieren zien zy bezaaid met batteryen, welgeplaatst om hen iedere proeve tot overgang duur genoeg te doen bekoopen. Gelukt het hen deeze Rivieren over te trekken, dan nog zien zy hun vaart tegenhouden door den magtigen Rhyn, omboord met ontelbaare vuurmonden en talryke wachten - door den Yssel en andere mindere Rivieren. Van Arnhem tot Deventer was de Yssel tot dekking van het overig gedeelte van Gelderland en de Provincie Overyssel door Oostenrykers en Engelschen sterk bezet. Het Staatsch Leger onder Prins frederik verdeedigde de Linie van de Greb.
Hoe meer de Winter naderde, hoe meer het zwellen der Rivieren te voorzien was, het welk hen niet alleen alle proeve tot den overtocht zeer bezwaarlyk, maar ook niet minder hun verblyf in de tegenwoordige gesteltenis der dyken hachlyk maakte. De nood drong hen tot eene rust, die hen ondraaglyker was, daar zy het gevolg was van onoverkomelyke beletzelen, en geenzins de belooning van voleindigden arbeid.’
| |
| |
Uit deezen staat van werkloosheid werden zy verlost op het gewigtig en altyd gedenkwaardig tydstip, waar van in de Jaarboeken van ons Vaderland geen voorbeeld wordt gevonden - ‘waarin een vroegkomende buitengewoon strenge en lang aanhoudende vorst de Rivieren bevloerde, en dus voor de indringende Franschen een open en veiligen weg baande om de glorie weg te draagen, die zelfs den grooten lodewyk is geweigerd geworden, van tot in het hart van Holland door te dringen. Hier baaten noch overstroomingen, noch insnydingen van dyken, noch verhakkingen, noch smalle wegen, noch kunstig aangelegde elkander ontmoetende batteryen. Het waterryk Nederland was nu overal een gelyk slagveld geworden; men kon den vyand noch staan, noch wederhouden, dan in het open veld, en door hem eene magt tegen te zenden, die hem in moed, beleid en talrykheid, evenaarde.’
Niet zelden neemt de aanvang van een Boek, en van een Hoofdstuk, een Tafereelagtige gedaante aan. Men leeze den aanhef van het eerste Boek des tweeden Tydperks. ‘Meermaalen doet de werktuigkunde een groot gevaarte door eene gering schynende kracht beweegen: de onkundige staat verbaasd, en meent iets bovenmenschlyks te aanschouwen; terwyl de opmerkende aanschouwer van het verborgen raderwerk hem weldra van zyne verrukte ontzetting tot zichzelven doet komen. Een zodanig gezigt zal ook dit Tafereel der Omwenteling aanbieden, schoon wy thans in den Leezer, als reeds bekend met zommige geheime veeren, die groote verbaazing niet kunnen veronderstellen, welke hem, by minder kunde, zou bevangen.
De 18 January des Jaars 1795 tekent zich in de Jaarboeken van onze geschiedenis, als den eersten dag der Omwenteling in de Nederlanden. Men verbeelde zich den toestand van ons Vaderland op dat merkwaardig tydstip. De Fransche Legermagten van alle kanten in de Provincie Holland indringende, en de Staatsche troepen voor zich heen dryvende, - de geheele Krygsmagt van haar Opperhoofd verlaaten, het Staatkundig vereenigingspunt der nog gevestigde Constitutie vernietigd - ieder Ingezeten door de strydigste aandoeningen van hoop en vrees, verlangen en schrik, opgewonden - alles in de twyfelmoedigste vooruitzigten, hoedanig de ontknooping van het werk, die thans oogenblik- | |
| |
lyk gewagt werd, zou weezen; terwyl de ontstelde verbeelding by veele angstvalligen de akeligste tafreelen van wanorde, oproer, bloedstorting en burgerkryg, schilderde. - Onder zodanige vooruitzigten, verwagtingen en gemoedsbeweegingen, zag men de Omwenteling in Holland daarstellen en afloopen, in het korte tydsverloop van weinige dagen, met eene orde, bedaardheid en stilte, dat in zommige plaatzen het eene gedeelte der Stad naauwlyks wist, dat de Omwenteling in het andere reeds haar beslag hadt.’ - De onderscheidene bewerking zo in de Landschappen als Steden verschaft eene verscheidenheid van tooneelen, die eene anders eenzelvige zaak eene afwisseling geeft welke het leezen veraangenaamt.
Ten slotte voegen wy by dit alles, om geene der minste tafereelagtige gedeelten over te neemen, de schets van de gesteltenis van Nederland op dit tydstip. ‘Nog nimmer werden de teugels van het Bestuur aanvaard in hachlyker omstandigheden, dan waar in het Vaderland zich ten tyde der Omwenteling bevondt. Van de eerste verrukking der blydschap tot zich zelven gekeerd en de oogen rond weidende, zag de Nederlander overal het betreurenswaardigst verval, dat hem een geheelen ondergang bedreigde. Merkwaardig zeker is de Omwenteling zelve in alle haare omstandigheden geweest; maar nog merkwaardiger het vermogen om tegen een vloed van rampen te worstelen, die onoverkomelyk scheenen. - Beklaaglyk was de toestand der Landen, waar de fakkel des Oorlogs onmiddelyk gewoed hadt, gelyk Gelderland, Overyssel, Groningen, Utrecht, de grenzen van Holland en de Generaliteit. Eerst uitgeput door de huisvesting van vreemde troepen, Engelschen, Hanoverschen en Keizerlyken, werd het weinige overschot der berooide Ingezetenen nog door de Franschen, die hen vervolgden, verteerd. De buitengewoon strenge winter bedorf veele eetwaaren, stremde allen arbeid, en verteerde den voorraad. By de ontlaating van het water werden de doorbraaken in de Dyken, opzettelyk bedorven en verzwakt, om den Franschen den toegang moeilyk te maaken, zeer menigvuldig, en voltooiden op verscheide plaatzen de ellende.
Niet zonder een traan van deerenis kan een gevoelig hart de akelige tafereelen aanschouwen van die gedeelten van ons Vaderland, waar de Inundatien te werk ge- | |
| |
steld waren. Het Land van Altena, na twee jaaren aan den anderen geinundeerd geweest te zyn, zonder eenige schavergoeding, beproefde dien geessel ten derden maale in September des Jaars 1794, toen de arme Landman slegts een gedeelte van zyn Oogst binnen hadt. Een ieder moest zyn Koorn (bekwaam of niet) van het veld haalen. - De Aardappelen, nog niet kunnende gerooid worden, moesten in het veld blyven, het Vee moest drie maanden vroeger na de stallen dan gewoon. Twee doorsnydingen hadt men gemaakt; maar by beiden geene voorzorge gebruikt, om, by ysgang, of hoog water, den Landman te kunnen dekken. De gevolgen hier van waren allerjammerlykst. Des nagts tusschen den 17 en 18 brak eindelyk de tweede coupure door. Niemand kon vluchten, alzo het ys te zwak was om een mensch te draagen, en te dik om 'er door te breeken, en veelen moesten hun behoud op de zolders en daken zoeken, terwyl een groot gedeelte van het Vee omkwam. Zommige huisgezinnen zaten driemaal vier en twintig uuren, zonder brood of vuur, eer men hen kon te hulpe komen. In Woudrichem zelve waren de meeste Aardappelen, genoegzaam nog de eenige voorraad, of bevrooren, of bedorven door het water, of door een Guarnisoen van drie maanden verteerd. De vermogende lieden zelven leeden gebrek aan alles. Door alle de verhakkingen was 'er geen brandhout meer te bekomen; 't geen aan de dyken was, was reeds lang door het voorig Guarnisoen weggehaald. - De gesteltenis van Gelderland was niet minder deerniswaardig; de Landman, door de roofzugtige Engelschen uitgeplunderd, en zyne wooningen verbrand, alle Ingezetenen door onophoudelyke inkwartieringen verarmd, en op zommige plaatzen door afperssingen en brandschattingen tot de uiterste ellende gebragt - de Eigenaars der Landgoederen
in de noodzaaklykheid, om, wilden zy niet alles verliezen, voor hunne berooide Boeren, Paarden, Beesten, Zaaikoorn en Bouwgereedschappen aan te koopen: waar by dan nog kwamen alle de schaden door de belegeringen en bombardementen, door Dykbreuken en overstroomingen geleden; - ziet daar het Tafereel dat de Vertegenwoordigers dier Provincie zelve hebben opgehangen. - Beschouwt men den toestand van Overyssel, door haare Vertegenwoordigers mede geschetst, dan moet dezelve het ongevoeligst oog
| |
| |
een traan afpersen. - De Engelsche Armée [dus spreeken zy] in een der hardste en langduurigste winters, dat gewest overstroomende, hadt, daar men op de voeding van zo veele duizend monden niet bedacht was geweest, den gewoonen wintervoorraad grootendeels verteerd, en door rooveryen, plunderingen en brandstichtingen, een groot gedeelte der Ingezetenen tot armoede en wanhoop gebragt. Het weinige, door hen overgelaaten, was door de Fransche Armèe geheel geconsumeerd, zo dat meer dan een derde der Provincie, buiten de spoedige voorzorg der Repraesentanten, reeds een prooi des woedenden hongersnoods zou zyn geworden. - De Ingezetenen waren, door eindelooze inkwartieringen, op het gebeente uitgezoogen, de handeldryvende Burger werd geheel geruineerd, doordien hy, zyne Magazynen voor Assignaaten ledig verkogt hebbende, en deeze nog niet ingewisseld zynde, geen nieuwen voorraad uit gebrek aan gereede penningen kon bekomen; zelfs in zommige Districten stondt de betaaling van 's Lands gewoone Impositien en Lasten geheel stil, en intusschen was de publieke kas tot op den bodem toe ledig. Overal was gebrek aan Paarden voor den Landbouw, aan Zaaikoorn en Aardappelen om te pooten. En werden deeze rampen nog dagelyks vermeerderd door de geweldenaryen, overheerschingen en onmaatige vorderingen, die door verscheidene Commissarissen en Officieren der Fransche Armée, op den gebiedenden toon van een overwinnaar, gedaan werden, en waar van de dringendste klachten nimmer met eenig antwoord, men zwyge met eenig redres, verwaardigd werden. - In Holland leedt men wel minder; doch deelde toch ook in den last van de inquartiering der Troepen.’
De Burger rogge geeft zyn oogmerk te verstaan, om dit Werk door een Schets van de Geschiedenis der Nederlandsche Constitutie te doen agtervolgen. |
|