Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1797
(1797)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijHet Leven, de Gevoelens en de Bedryven van Calvyn. Een Leesboek voor het Algemeen. Uit het Hoogduitsch vertaald, door G.H. Reiche, Luthersch Predikant te Zutphen. Met een Voorrede van H. Muntinghe, Hoogleeraar in de Godgeleerdheid, Kerklyke Geschiedenis, en Heilige Uitlegkunde, te Harderwyk. Te Utrecht, by W. van Yzerworst, 1796. behalven het Voorwerk, 156 bl. in gr. 8vo.In den voorleden Jaare heeft een onzer Medearbeideren, in het vervaardigen des Mengelwerks, onzen Leezeren, in naavolging eener Engelsche Leevensbeschryvinge des grooten calvyns, een Leevensberigt van hem vervaardigd, gepaard met een Aanloop, strekkende om de waarde deezes Mans wel te leeren waardeerenGa naar voetnoot(*). Partyzugt miskent zodanige billyke verzagtingen, Onpartydigheid neemt ze gaarne aan. Welkom was ons derhalven de Voordragt van het Leeven, de Gevoelens en Bedryven, deezes Hervormers, welke wy in het Werk voorhanden aantroffen, schoon 'er de Vergoelyking soms misschien te verre in loope. De onbekende, onder de Letteren J.F.W.T. verborgene, Hoogduitsche Schryver vondt zich door het leezen van calvyn's Brieven opgewekt om zich meerder met dien Man bekend te maaken. Voordeelig hadt hy over diens Character niet gedagt, ‘en niet gewenscht dat 'er | |
[pagina 222]
| |
tegenwoordig nog veele calvyns leeven mogten.’ Dan het geen hy van het hart deezes Mans in die Brieven ontdekte deedt hem verbaasd staan. Hy vergeleek daar mede alle de Leevensbeschryvingen diens Hervormers, en waar hy anderzins berigten van hem kon krygen, en bevondt ‘daar den Man niet volkomen zóó geschilderd gelyk hy waarlyk was. Overal werden maar zyne verschillen verhaald, en de zyde van zyn hart scheen hem in den achtergrond te zyn geplaatst. Hy geloofde bovendien, dat zyne verdiensten nog niet volledig ontwikkeld, en zommige omstandigheden vergeeten waren, die op zyn leeven en daaden eenen grooten invloed hadden.’ - Dit deedt hem het besluit neemen om calvyn's Leeven op nieuw te beschryven. ‘Heb ik,’ voegt hy, zulks vermeldende, 'er nevens, ‘heb ik het mis gehad, dan is het zekerlyk met het menschlievend oogmerk geschied, om den Man, die zich, werkelyk, by de waereld zoo veele verdiensten heeft verworven, van een voordeeliger zyde aan hun voor te stellen, welken de bronnen der geschiedenis zelve niet kunnen of willen leezen. - Men verwachte echter niet, in my eenen dweepagtigen Verdeediger, of Lofredenaar, van calvyn te zullen vinden. Want zelfs zyne Brieven leerden my zyne fouten kennen; maar ik zag echter ook hier de manier en wyze hoe hy in dezelve gevallen was.’ Hier uit kunnen wy reeds eenigzins opmaaken wat wy in deeze Leevensbeschryving te wagten hebben. De Voorreden van den Harderwykschen Hoogleeraar muntinghe, die, schoon kort, zo veel gezond verstands als bescheidenheids ademt, spreekt zeer gunstig van deezen Schryfarbeid diens Duitschers, en van de moeite der Vertaalinge daar aan besteed door een Leeraar van het Luthersch Kerkgenootschap. Zeer instemmend met den hier boven aangeduidden Aanloop onzes Medearbeiders laat die Hoogleeraar zich in deezer voege onder anderen hooren: ‘Wat calvyn betreft; zo 'er iemand geweest is, wiens karakter, verdiensten en daaden, in veele opzichten, verkeerdlyk beoordeeld zyn, dan is Hy het. Zyne geloofsgenooten verhieven hem telkens ten hemel toe, daar zy zyne deugden onmaatig vergrootten, en zyne fouten, of geheel verzweegen, of ten minsten meer dan de waarheid gedoogde verontschuldigden; zyne vyanden, in tegendeel, en zeer veelen onder de Protestanten | |
[pagina 223]
| |
zelven, die niet behoorden tot het zogenaamd Gereformeerd Kerkgenootschap, zyne groote en goede hoedanigheden uit het oog verliezende, zagen in zyn hart en in zyne daaden byna niets dan het geen berispenswaardig was, hielden niet zelden de fouten van zynen leeftyd, die hy met de braafste Mannen van dat tydvak gemeen hadt, voor byzondere vlakken van zyn personeel karakter, en herinnerden zich doorgaans veel te weinig, dat zeer veele van zyne fouten ontsprooten uit een waarlyk edel beginzel, namelyk zyne liefde tot de waarheid; en welke liefde tot de waarheid by Hem, zo wel als by luther en andere uitmuntende Mannen van die Eeuw, of door de algemeene denkwyze van dien tyd, die, vooral ten opzichte van het zedelyke, nog zeer onzuiver was, of ook door zyn tot driftigheid overhellend temperament, wel eens eene verkeerde richting ontving.’ Veel ontmoet men in dit Leevensberigt, 't geen ook elders vermeld is, doch alles op eene wyze omgewerkt, en uit de Brieven van calvyn in 't byzonder toegelicht, dat de Opsteller des lof verdiene, en, schoon in de wyze van opstel niet van 't gewoone pad afgeweeken, heeft hy egter op 't zelve 't een en ander verzameld, door anderen voorbygezien of onaangeroerd gelaaten, 't welk de leezing alzins onderhoudend maakt, ook voor hun die van elders deezen Hervormer kennen. De Stukken van dien aart zyn te veelvuldig om ze op tellen, en door alle de Hoofdafdeelingen verspreid. Byzonder belangryk zyn het X en XI Hoofdstuk; het eerstgemelde ten opschrift voerende: Waardeering van calvyns Verdiensten, het tweede: Kort Overzigt van zyn Karakter. Ten aanziene van het eerste neemt hy den hier boven gemelden en aangepreezen grondregel in agt. ‘Men kan,’ luidt, ten deezen opzigte, zyne taal, ‘de verdiensten van een Man niet behoorlyk waardeeren, wanneer men zich niet geheel verplaatst in de tyden waar in hy leefde, en de hinderpaalen zich leevendig vertegenwoordigt, welke de vorming van zynen geest en zyne verheffing in den weg waren. De tyden van calvyn waren niet de gunstigsten, hun karakter was onkunde en bygeloof. De geest van verstandig onderzoek en redeneering kon toen nog niet opkomen.’ Dan laaten wy, ter proeve van 's Mans schryfwyze, het voornaamste overneemen, 't geen hy in 't Overzigt | |
[pagina 224]
| |
van calvyns Karakter vermeldt; 't geheel, hoe overschtyvenswaardig ook, is voor ons bestek te uitvoerig. ‘Ik houde een manlyken moed, en eene onderneemende standvastigheid, verbonden met oprechte waarheidsliefde, voor een uitsteekenden trek in calvyns Karakter. Dit was het, het welk aan het geheele schildery licht en schaduwe byzette! Dit was het patroon, naar het welk alle zyne handelingen gevormd wierden! Als verdediger van de erkende waarheid, als beschermer van de vervolgde leere, was onverschrokkenheid zyne bestendige geleidsvrouw. Het gevaar is geene verontschuldiging om van zynen pligt af te wyken; dit plagt hy anderen te zeggen, en dit toonde hy ook zelf. Niets was hem haatlyker dan geveinsdheid door vreeze veroorzaakt. De overtuiging van pligt en recht bestuurde alle zyne overige wenschen en geneigdheden. Vreeze voor menschen, laage vleijery, kruipende onderdanigheid, waren hem zo vreemd, dat een van zyne bekenden van hem dit oordeel velde: dat hy in zyn leeven nimmer vreeze hebbe gevoeld. De grond van deeze onverschrokkenheid kon niet alleen in zyn temperament liggen. Dezelve was veelmeer het gevolg van zyne overtuigingen en van zyne grondbeginzelen. Ik meene dit te kunnen zeggen zonder zyn lofredenaar te zyn. Wie zoo, gelyk hy, van yver voor het goede doordrongen was, en zoo dikwyls met gevolg voor de goede zaak gestreeden hadt, by dien is het geen wonder, wanneer geen gevaar hem kan verschrikken. Beschroomdheid maakt voorzichtig en toegeeflyk. Het laatste was hy minder, om dat hy het eerste in 't geheel niet was. Hy sprak niet alleen zóó, gelyk hy dacht; maar hy kon ook volstrekt geene berisping verzwygen. En, indien hem ééne deugd ontbrak, dan was het voorzichtigheid en bedachtzaamheid, vermids hy zelfs dan yverde, wanneer hy zich geen goed gevolg daar van kon belooven. Tydsomstandigheden en gelegenheid nam hy weinig in aanmerking. Hy wierd driftig, wanneer hy waarheid en godsvrucht zag veragt. Hy zag het naauwlyks, of hy wreekte het ook, het kostte wat het wilde, al zou hy hier door het kwaad nog erger gemaakt hebben. Om dit te bekennen, noopt my dezelfde liefde tot de waarheid, die hem bezielde. Ik voeg 'er by, dat hy minder vyanden en tegenstand zou ge- | |
[pagina 225]
| |
vonden hebben, wanneer hy ieder keer den behoorlyken tyd in acht genomen hadt. Gestreng tegen zichzelven, was hy ook gestreng tegen anderen. Maar meer tegen de Ondeugd zelve dan tegen de Menschen by wien dezelve gevonden wierd. Zyne drift beleedt hy zelf op meer dan eene plaats openlyk. - Hy betoonde somtyds eene toegeeflykheid, welke met zyne gewoone drift geheel strydig was. En deeze deugd was by hem te verdienstlyker, hoe meer dezelve hem overwinning en heerschappy over zichzelven kostte. Het geen hy ééns als waar erkende, hier by bleef hy met zekere hardnekkigheid, echter zóó, dat hy ook Mannen waardeerde, die niet altyd met hem overeenstemden. Slechts dan, wanneer de gevoelens van anderen hem beledigingen van God en voor het Christendom nadeelig scheenen te zyn, kwam hy in drift, die hem somtyds zóó verre misleidde, dat hy de verspreiding van dezelve zelfs met den dood wilde bestraft weeten. [dit zal hebben moeten weezen] De ongelukkige servet moest van dit grondbeginzel de droevigste ondervinding hebbenGa naar voetnoot(*). Met dit alles echter zou men hem zeer miskennen, indien men hem de kunst wilde betwisten, om berisping en tegenspraak te kunnen verdraagen. Berisping ook moest hy kunnen verdraagen, wanneer wy hem nederigheid en bescheidenheid willen toeschryve. Hy had, wel is waar, eene soort van geoorlofd zelfgevoel, het welk van zyne meerderheid boven veele anderen zich bewust was. Maar zoude dit by eenen Man niet verschoonlyk zyn, die zo veele talenten bezat, en zo veel goeds stichtede? Nogthans gebruikte hy zyne meerderheid meer ten voordeele van anderen, dan dat hy dezelve gevoelde. Hoogmoed was de ondeugd, welke hy juist het meest berispte. Hy ging met den geringsten Man op eene wyze om, welke vertrouwen en liefde inboezemde, en hy onttrok zich niet, wanneer hy tyd hadt om met hem uuren lang over zyne aangelegenheden te spreeken. Ik stichte hier meer nut, plagt hy te zeggen, dan wanneer ik een boek schryve. | |
[pagina 226]
| |
Hy streefde naar niets minder dan naar roem en eere. Toen hem iemand, wegens zyne Predikatien, buitengemeen prees, viel hy hem in reden: Tot lof hebt gy nu zo veel gezegd; maar nog geen woord tot dankbetuiging. Ik begeer geen lof, maar dank: want in het laatste geval weet ik dat ik goeds stichte. Daarom yverde hy ook tegen zulke Predikanten, die enkel door cierlyke welspreekenheid boven anderen wilden uitmunten, en hier in hunne eenige verdienste zochten. Hoe zeer hem ook deeze kunst eigen was, wilde hy 'er echter niet mede pronken. Even zo min behaagde hem uiterlyke pracht. - Voornaamlyk hadt hy daar van een afkeer by begraafnissen. Ik bid u, schryft hy, ten minsten in den dood allen pronk en liefde tot de pracht te vermyden, op dat men in ons de echte en wyze vereerders van God herkenne, die in zodanige aardsche ydelheden geen vermaak scheppen. Gelukkig voor hem, dat hy zóó gezind was. Want hy was arm, en wilde, volgens zyne grondbeginzelen, ook niet ryk worden. Eer hy na Geneve kwam, moest hy dikwyls van de weldaaden van anderen leeven, waar van hy echter slechts in den uitersten nood gebruik maakte. Het is my aangenaam, schryft hy, dat men zich myner wil aanneemen. Want ik zie dat men my bemint. Maar ik heb voorgenomen, om 'er vooreerst geen gebruik van te maaken, ten zy dat ik in nog grootere verlegenheid geraake. Ik zal een geschrift aan eenen Boekverkooper overgeeven, en mogelyk zal deeze my daar voor ondersteunen. - Ook te Geneve hadt hy naauwlyks zyn toereikend bestaan. Vyftig Daalders, twaalf schepels Koorn, twee tonnen Wyn, en vrye wooning, dit was zyn bestaan, en vergunde hem juist niet verkwistend te zyn. En echter nam hy de aanbieding van den Raad niet aan, om hem opslag te verleenen: dewelke hem zo dikwyls gedaan wierd. Hy verzekerde by eede, dat hy geene Predikatie meer zou houden, wanneer men niet ophieldt om hem zodanige aanbiedingen te doen. Ik arbeide, plagt hy te zeggen, wegens het voordeel, maar niet het geen ik van anderen, maar 't geen anderen van my zullen hebben. Op zekeren tyd, toen de Raadskas te Geneve niet in den besten staat, en men reeds van begrip was, om nieuwe belastingen op te leggen, gaf hy zelfs van zyne Jaar- | |
[pagina 227]
| |
wedde twintig Daalders 's jaarlyks te rugge, om het volk van eenen drukkenden last te bevryden. En zyn voorbeeld volgden veelen. Het oogmerk van aardsche bezittingen stelde hy enkel in de ondersteuning van noodlydenden - voor armen en ongelukkigen deedt hy alles. Het is onbeschryflyk, welke weldaaden hy den gevluchten Franschen bewees; want de laatsten konden deeze weldaaden zelve niet groot genoeg beschryven. Weldaadigheid was eene van zyne schoonste Deugden, hoe zeer men dezelve dikwyls misbruikte. Dan zyn hart was ook voor vriendschap en liefde zóó geschikt, dat niemand het beklaagde kennis met hem gemaakt te hebben. Wie ééns zyn hart hadt gewonnen, moest veel moeite doen om het weder te verliezen. - Men heeft hem verweeten, dat zyne vrienden hem in alle stukken hadden moeten toegeeven. Maar wie zoo bestendige vrienden hadt, gelyk calvyn, by dien wederlegt zich deeze beschuldiging wel van zelve. Heerschzucht kan men het, in 't algemeen, ook wel niet noemen, wanneer een man van gewigt en aanzien invloed op anderen heeft. Zyn aandeel in alle openbaare verrichtingen, in Geneve, was groot, nogthans zóó, dat hy geduurig aan de wetten, gelyk elk andere, onderworpen bleef. Zyne boeken, by voorbeeld, moesten even zo wel gecensureerd worden, als de boeken van de overige Schryvers. Ja men noodzaakte hem, somtyds, om eenige plaatzen daar in te veranderen. En hadt hy somtyds meer invloed, dan hem toekwam, dan was zulks het offer, 't welk men zyne overige verdiensten bragt. En hy was hier voor niet ondankbaar. Hy vergoldt het de Stad met de grootste liefde en zorgvuldigheid. Tot een bewys van het laatste, zal ik slegts nog aanhaalen, dat hy, toen men, in het Jaar 1559, eene belegering te Geneve vreesde, aan de herstelling der Vestingwerken zelf mede de hand leende. Wat zyne Werkzaamheid betreft. Hy bepaalde den avond van te vooren altyd, wat hy den volgenden dag in elk uur doen wilde. Slechts aan eene zulke wyze verdeeling van tyd, gepaard met zyne streng in acht genomene maatigheid in het eeten en drinken, was het te danken, dat calvyn werkelyk by zyne zwakkelyke lichaamsgesteltenis zoo veel kon uitvoeren. Zyn | |
[pagina 228]
| |
gestadig bleek en mager voorkomen was het gevolg zyner onophoudelyke inspanning.’ Onze Leezers die deeze Characterschets naagegaan hebben, en in calvyn's Leevensgeschiedenis niet onkundig zyn, zullen onze reeds gemaakte aanmerking billyken, dat 's Schryvers Vergoelyking soms misschien te verre loope; en dat hy bovenal de Heerschzugt te veel bemantelt. Met genoegen hebben wy het geheel geleezen. Maar hoe de naam een Leesboek voor 't Algemeen op den tytel daar aan voege, kunnen wy niet wel vatten; schoon de Schryver betuigt, aan calvyn's Geloofsgenooten een Leesboek in handen te hebben willen geeven. Wy hoopen en vertrouwen dat de Calvynistische dagen voorby zyn; hoewel wy herhaalen, met genoegen dit Werk, dien Hervormer betreffende, geleezen te hebben. |
|