Leerrede over Matthoeus V:43-46, by gelegenheid van het aanvaarden van het Leeraarampt in de Hervormde Nederduitsche Gemeente te Amsterdam uitgesproken door Dirk Cornelis van Voorst, op Vrydag avond den 16den December 1796, in de Wester Kerk. Te Amsterdam, by P. van Dorth en O. Okkes en Zoon, 1797. In gr. 8vo. 55 bl.
In den gewoonen trant is deeze Intree-rede ingerigt. Zy bevat, naa eene oordeelkundige Verklaaring van den Text, eene uitvoerige ontvouwing van de Liefde tot de Vyanden, met aanwyzing der mogelykheid van deezen pligt, en de onderscheidene drangredenen tot de getrouwe waarneeming. Hoedanig van voorst, als Mensch en als Leeraar, de leden, in hunne onderscheidene betrekkingen, in die pligtsbetragting, zich hebben te gedraagen, is, nevens gepaste Aanspraaken, de inhoud der Toepassinge. Waardige gevoelens, inderdaad, voor eenen Verkondiger van het vredeädemend Euangelium! Zo gunstige denkbeelden dezelve aangaande 's Leeraars verstand doen opvatten, even voordeelig mogen wy over zyn hart oordeelen, uit 's Mans eigene betuigingen in het Voorberigt, daar hy zich aan de navorsching, by menschen van allerlei politieke denkbeelden, op zyne voorige standplaatzen onderwerpt, ‘of hy ooit anders dan vrede en eendracht stichtede, of niet allen hem hartlyk beminden;’ 'er nevens voegende: ‘Ja! Had ik de begeerte opgevolgd ook van die geliefde Leiderdorpers ('s Mans laatste standplaats was te Leiderdorp) welke voor de vorige Constitutie zyn, zy hadden my door liefde voor altoos aan hen verbonden.’ Hartlyk wenschen wy, in den tegenwoordigen staat der Amsterdamsche Gemeente, dat van voorst, naar het oordeel van lieden van allerlei denkwyze, waardig moge geagt worden, dat hem ook te Amsterdam zulk een gelukkig lot wedervaare!