te scheiden, en in het eenzaam Klooster te sluiten. In dit Klooster bragt eerlang heloïze ene Dochter ter wereld. Maar het was haar gene vreugde Moeder te zyn. Vrouwen, door valschen Godsdienstyver verblind en wreed, onttrokken haar haren zuigeling; en zyzelve, omdat zy stoutmoedig weigerde gedwongen eden te doen, die aan hare ziel haatlyk waren, werd tot het akeligst kerkerhol gedoemd, alwaar de koude aarde hare rustplaats, en de slechtste spyze haar voedsel, was. In dit verblyf des doods behield de enige gedagte aan gade en kroost haar pynlyk leven, gedurende den tyd van vyftien jaren. Eerst na dien tyd leert zy in amelia, die, buiten haar weten in hetzelfde Klooster opgevoed, nu juist op het punt was van, mede haars ondanks, door de Kloostergelofte verbonden te worden, hare Dochter, en deze in ene wreedgekerkerde en tot den dood toe afgestreden Vrouw hare ongelukkige Moeder, kennen. Deze treffende herkenning werd de voorbode van groter geluk. Op denzelfden dag, welke amelia aan hare Moeder ontdekte, was de menschlievende fenelon te Kameryk (in welke Stad het Klooster was, dat heloïze gevangen hield) als Aartsbischop aangekomen. De jeugdige amelia, door de edelste hartstocht aangevuurd, vormt op deze tyding een moedig besluit. Door de méwarige hulpe ener Vriendin het Klooster ontkomen, gaat zy de knieën van den braven Bisschop omhelzen, en smeekt hem op den toon der wanhoop om redding en uitkomst voor hare deerniswaardige Moeder. Naauwlyks had de achtbare dienaar Gods hare klagte gehoord, of hy is reeds met haar op weg om den daadlyksten bystand te verlenen. Moedig verzet zich fenelon tegen de God- en menschheid onterende woede van het dweep ziek bygeloof, en in den naam van dien Godsdienst, dien hy naar waarheid leerde, en met geheel zyn hart eerbiedigde, ontrukte hy der kerklyke
dwinglandy hare rampzalige slagtoffers. Ondertusschen schonk het gunstig lot den Aartsbisschop gelegenheid om het zalige zyner deugd in de ruimste mate te smaken. d'Elmance, schoon reeds lang door een valsch gerucht van den dood zyner gade misleid, had nog steeds haar beminlyk beeld diep in zyne ziel geprent, en bleef, onvatbaar voor troost, zyn smartlyk verlies betreuren. Op zyn verzoek benoemd tot Kommandant over Kameryk, waar hy zich verzekerd hield dat zyne heloïze reeds vóór jaren was gestorven, ontdekte hy daar aan fenelon, zynen Vriend van der jeugd af aan, het verdriet, dat zynen boezem prangde. Fenelon weende hartlyk met zynen Vriend. De Bisschop stelde aan d'elmance den troost van den Godsdienst voor; maar kon niet verwachten deszelfs afgestreden geest eerlang weder geheel tot kalmte te zullen brengen. Op denzelfden dag nogthans, waar op d'elmance hem voor het eerst den oorsprong van zyn verdriet had voorgehouden, smaakte de achtbare Priester den