Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1797
(1797)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijReis door de Departementen van Frankryk; door een Gezelschap van Kunstenaars en Geleerden. Met Kaarten en Plaaten. l'Aspect d'un Peuple Libre est fait pour l'Univers. J. la Vallée, Centenaire de la Liberté, Act. I. - No. 5. Te Parys, by Brion, Buisson, l'Esclapart, Desenne, en de Directeurs der Drukkerye du Cercle Social. Te Gouda, by H.L. van Buma en Comp. In gr. 8vo. 48 bl.Wegens den aanleg en de voortzetting deezes Werks, en de waarde op welke het geschat moet worden, hebben wy ons, in onze Letteroefeningen van den voorleden JaareGa naar voetnoot(*), breedvoerig genoeg uitgelaaten, en 'er niets aan toe te voegen, dan dat dezelfde lof en blaam ook op No. 5 valle. In dit No. vinden wy het Departement van de Somme beschreeven. De grond in 't zelve is minder vrugtbaar dan in het Departement van de Neder-Seine. De Landbouw is 'er niet tot de hoogste volkomenheid gebragt. ‘Echter,’ gelyk onze Reizigers vermelden, ‘heeft noch de deugdzaamheid van den grond, noch de nyverheid der Bewoonderen, schuld daar aan. - Het is de eindelooze uitgebreidheid der vlakten. De Landman heeft eene weezenlyke reis te doen om zyne velden te bereiken. Hy komt 'er dus een uur te laat, en moet dezelve een uur te vroeg verlaaten; dit is reeds zo veel van zyn arbeid verlooren. Daar by is hy by zyne aankomst reeds vermoeid; dit vermindert zynen yver, en de verslapping van den lust is noodwendig van eenen nadeeligen invloed op de werkzaamheid van den geest. Zo hy hier | |
[pagina 40]
| |
den geheelen dag over blyft, biedt hem de uitgestrekte vlakte geene schuilplaats voor de brandende middaghitte aan; vervolgens bevordert het ongemak, dat hy lydt, zeer den tegenzin; en de tegenzin is altoos eene hindernis om eenigzins van den gewoonen weg af te gaan. Voeg by deeze natuurlyke nog andere zedelyke redenen. Het schynt wel, als het eigendom even groot is, dat dan het stuk land, waar over gy uit uwe huisdeur het gezigt hebt, meerdere waarde in uw oog heeft, dan 't geen gy veraf moet gaan opzoeken. De gewoonte van 't zelve te zien brengt eene meerdere zucht voor 't zelve voort; men bezorgt het men doet het met meerderen aandrang wel. Van den vroegen morgen ondervindt het onze eerste zorgen, en tot den laaten avond deelt het in ons genoegen. De nabyheid, eindelyk, van de vaderlyke wooning wischt all' het onaangenaame van den arbeid uit; terwyl de afgelegenheid van het andere te veel tyd overlaat om de kosten der vermoeijing te berekenen, waar op het ons komt te staan.’ Dit wordt vervolgens op de gesteldheid deezes Departements toegepast. Van den aart der Inwoonderen treffen wy dit berigt aan: ‘Het Volk in het Departement van de Somme is zeer geschikt voor de Vryheid. Zoo braaf en edelmoedig als het is, zoo hadden ook de Romeinen eertyds ondervinding van deszelfs dapperheid; gereed om zyn besluit te vatten, verheft het zich boven de hinderpaalen; maar ook standvastig in zyne voorneemens, is het niet ligt van zyne denkbeelden af te brengen. Over 't algemeen hoofdig, en zelv onverzettelyk, vergoedt het zyne gebreken door eene zeldzaame opregtheid, ongekrenkte trouw, en meer dan gewoone braafheid. Het verraad, de geveinsdheid en de dubbelhardgheid, zyn hier alle even zeer onbekend. Zy zyn meer welmeenend dan beschaafd, meer minzaam dan vleiend, en de menschen van dit Land behooren tot dat soort, wier geest zomtyds het hart van anderen bedriegt; doch wier hart nog nimmer den geest van eenig mensch bedroogen heeft. Met deeze hoedanigheden vereenigen zy een zeker soort van Wysbegeerte, die aan hun gestel eigen is, en die hun zonder moeite deugden doet verkrygen, welke aan anderen duur te staan komen. Uit liefde tot de rust min of meer onverschilig zynde, bevinden zy zich altoos en overal wel, waar het lot hun plaatst; van daar is het dat zy noch aan eerzugt, noch aan gierigheid, noch aan eenige der gebreken, welke deeze driften naa zich sleepen, onderhevig zyn. De hemel plaatst hun daar, en zy blyven daar; een kleine toets meer, dan waren zy luiaarts; een kleine toets minder, dan waren zy wysgeeren.’ Burgerdeugden worden, naar deezer Schryvers gewoonte, uit de vergetelheid opgehaald. Vorstengebreken met veragting ten | |
[pagina 41]
| |
toon gesteld. Priesterbedrog uitgejouwd: en trosfen zy hier toe overal gelegenheid aan; hier een allerschoonste, in het Kerkgeschil over de lange Hairen, en nog meer in het Feest der Ezels. Een Feest, welks bespotlykheid ernstiger pennen bezig hield: men zie robertson's Hist. van carel den V. II D. bl. 64. Schoon wy alle zydelingsche beschimpingen des Christendoms, in dit Werk maar al te veel voorkomende, ontstaande uit de deerlyke verwarring van het Christendom met de daar aan toegevoegde Dwaas- en Verkeerdheden. hoogst wraaken, willen wy, om der Schryveren trant in dit vak te doen kennen, van dit Feest het medegedeelde opgeeven. ‘Het Feest der Ezels kwam door zyne meerdere vrolykheid de sombere schaduwen uitwisschen, welke het geschil over de lange Hairen over de Cathedraale Kerk van Amiens verspreid hadt. Een Ezel van Verona in Italien hadt zich in 't hoofd gehaald, dat hy de gelukkige Ezel was, op welke jesus voorheen zyne intree in Jerusalem hadt gedaan. Hy hadt ook makkers gevonden, die inschiklyk genoeg waren om een Eed te doen, dat hy droogvoets door de Adriatische Zee van Palestina was gekomen, en dat de weide, waar op hy graasde in de velden van Verona, hem door zyn heiligen beryder gemaakt was. De heilige Ezel, die echter niet onsterflyk was, stierf eindelyk, buiten twyfel van ouderdom; want hy moet ten minsten zeven à achthonderd jaaren oud zyn geweest. Men verzamelde zyne asch, en stelde die ter bewaaring in een naargemaakten Ezel, die vervolgens twee of driemaalen 's jaars in Processie werd omgevoerd. - Dit heilig eerbewys van den Ezel kwam ook tot over de Alpen, en de Hoofdstad Amiens nam ook deeze nieuwe wyze van begroeting aan. Op den dag van 't Feest bragt men een jong Ezeltje aan de deur van de Kerk. De mindere Geestlykheid kwam 't zelve aldaar haare opwagting maaken, en men omhing het met een kostbaar kleed. De vergeestlykte Ezel naderde met groote deftigheid tot op het Choor, nam plaats ter zyde van den Bisschop, en maakte aldaar ook eene goede vertooning. Vervolgens verkondigden de Priesters in 't Latyn deszelfs aankomst, en erkenden, ter goeder trouwe, dat zy hunne Rykdommen aan Ezelagtige hoedanigheden te danken hadden. Op 't einde der Mis begon hy, die dezelve hadt uitgesprooken, te balken, en alle de omstanders antwoordden op denzelfden toon, uitgezonderd alleen de Ezel, die, wyzer dan de bedrieglyke Priesters en 't ligtgeloovig Volk, alles met een medelydend stilzwygen aanzag en toehoorde’ In de Aantekeningen schryven de Reizigers, opzigtlyk dit Feest, dat het insgelyks te Parys, te Autun, en in andere Hoofdkerken van Frankryk, gevierd werd - en schoon de Ezel van Veronne een Fabel is, is het egter geen Fabel die door de Las- | |
[pagina 42]
| |
teraars van 't Christendom verzonnen is; men liet in deeze Eeuw de heilige overblyfzels van deezen Ezel nog zien in het Klooster van Notre-dame des Orgues, te Veronne. Schoon robertson, ter aangehaalde plaatze, van de herkomst deezes Ezels zwyge, tekent hy daaromtrent op, uit du cange, Voce Festum, Vol. III. p. 434. ‘In verscheide Kerken van Frankryk werd ter gedagtenis der vlugt van de Maget maria naar Egypte een Feest gevierd, welk het Feest van de Ezels werd geheeten. Een jonge Dochter, ryklyk uitgedoscht, met een Kind in haare armen, was op een Ezel gezeten, welke, met een kostlyk kleed gedekt, in een plegtigen ommegang na het altaar geleid werd. Het Dier was geleerd op zekere plaatzen te knielen; een lofzang, niet min kinderagtig dan godloos, werd te zyner eere gezongen; en de Priester, by het eindigen dier plegtigheid, in plaats van met de gewoone woorden van het volk te scheiden, balkte driemaal als een Ezel, waarop de Vergadering, in plaats van, naar gewoonte, Deo gratias te antwoorden, driemaalen op dezelfde wyze wederom balkte.’ - Wy hebben 'er dit willen byvoegen, om te toonen, hoe anders ongelooflyke dwaas- en verkeerdheden, in deeze Reis in groote menigte, op de rekening der Priesteren gesteld, niet verzonnen, maar daadlyk gebeurde zaaken, zyn. De wyze van Voordragt en de Inmengzels, ter bespottinge van het Christendom, zyn hoogst te wraaken; doch leveren het doorslaandst bewys op, hoe Priesterbedrog daar toe aanleiding gegeeven, daar van de schuld hebbe. Voorts treffen wy, in deeze No., verslag aan van Abbeville, Amiens, Peronne, Doulens, en de Haven van St. Valery, te regt Dieppe in 't klein geheeten. |
|