voor de Maatschappy konden voortvloeien. Tot bewys daar van hadt floh gezegd: ‘Wilde men volgens zodanige gronden handelen, wie zou dan een ogenblik durven staande houden, dat zy, (de Roomschgezinden) die alle andere gezindheden, die niet in eene zekere Kerk God aanbidden, de zaligheid betwisten, een ogenblik konden geduld worden in eene Maatschappy, uit allerlei Godsdienstige Genoodschappen samengesteld? - En hoe gevaarlyk, hoe strydig met de Broederschap, is niet het leerstuk, dat gevonden word in den Heidelbergschen Katechismus, die nog iederen Zondag, op vele Predikstoelen in Nederland, word verhandeld, volgends welke wy menschen van nature genegen zyn, God en onzen evenmensch te haten. Indien men de mogelyke schromelyke uitwerksels, die uit zodanig een oneerbiedig leerstuk, dat beide voor den Schepper en zyn werk, zo als het ligt, onteerend is, zouden kunnen berekend worden, angstvallig wilde in aanmerking nemen, wie zou dan niet uitroepen: weg uit ons midden met zulke ellendigen, die zulks waarlyk geloven, zo als hier onvoorzigtig geschreven staat.’ Als een beredeneerd Voorstander van de Leere der Hervormden, verzet zich de Leeraar kist tegen die uitdrukkingen, welke hy, in de hoedanigheid, in welke dezelve door den Spreeker wierden voortgebragt - die van Representant van het geheele Volk van Nederland - onverlicht, onbescheiden, onstaatkundig en ongeoorlofd noemt, zo als hy, in de ontwikkeling deezer aantygingen, nader tragt te staaven; en, naar ons inzien, niet met een ongelukkigen uitslag, voor zo veel ook ons, by het leezen van des Representants uitgebragt Advis, het wanvoegelyke en onbetaamelyke daar van, vooral op het Nationaale Spreekgestoelte, straks in 't oog liep. - Op deeze algemeene Aanmerkingen laat de Burger kist een Vertoog volgen, behelzende eene verklaaring der betwiste Stelling - een betoog
van derzelver waarheid - en, by manier van toepassingen, een bewys, dat uit die Stelling de gevolgen niet voortvloeien, welke door floh daaraan worden toegeschreven. Hoewel hier en daar nog al iets op dit Vertoog zou kunnen aangemerkt worden, moeten wy, nogthans, den Steller den lof van gemaatigdheid en kunde geeven, en daar nevens voegen ons leedweezen, dat een Representant, die, in alle opzigten, het vertrouwen der Natie behoorde te