Zedelyke bedenkingen.
Hoe gelukkig zyn de tyden, die den mensch de vryheid geven om te kunnen en te mogen denken, en spreken. - Vryheid, geene losbandigheid, maakt de tyden gelukkig - gelukkige tyden zyn de zulken, waar in men zich vereenigt, niet om te verderven, maar om te behouden, om de Broederschap aan te kweeken, om het algemeen heil en dat van ieder in het byzonder met alle zyne vermogens bevorderlyk te wezen. Deze is de waare Vryheid, en al wie daar van gebruik maakt is een waardig Lid der Maatschappy. - Alle Menschen zyn onze Broeders, en staan in eenen gelyken graad met ons - en wat zal iemand niet doen, om zynen Broeder te behouden?
De kloekmoedige Man laat zich niet bewegen, wat hem ook moge voorkomen, als hy het gelyk en het regt aan zyne zyde heeft. - Hy is als een rots, die onbeweeglyk blyft, hoe zeer de stormwinden woeden, en de bruischende golven tegen dezelve aanklotzen.
Hoe weinig denken veele menschen, wanneer zy van anderen weldaden ontvangen hebben, aan de complimenten, die zy daar op maakten. Het is gemeen, ‘altoos die weldaden te zullen gedenken - nimmer te vergeten de verpligting, welke zy den Weldoener verschuldigd zyn - eerder zich zelven, dan zynen Weldoener, te vergeten’ - deze zyn doorgaans de verzekeringen, welke men van hun ontvangt, die men welgedaan heeft. - Ja die betuigingen zyn zo gemeen, dat men zou toonen zyn wereld niet te verstaan, wanneer men, op ontvangene weldaden, zulke complimenten niet maakte en zo dra alles niet weer vergat, wat men ten dezen opzigte gezegd of beloofd heest. - Dan ontvangen weldaden niet te gedenken is vry algemeen: maar het is eene onvergeeflyke boosheid, en een bewys van een a lerbedorvenst hart, wanneer men zyne Weldoeners beledigt, vervolgt, en zoekt te bederven. - Zyn zulke menschen de zamenleving wel waardig? - zouden ze niet verdienen geteld te worden onder de pesten eener Maatschappy? - En deze menschen zyn allergevaarlykst - dan nog des te gevaarlyker, naarmate hunne vermogens, en invloed, die ze op de algemeene belangens hebben, grooter zyn.
C. v.d. G.