Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1796
(1796)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 1]
| |
Mengelwerk, tot fraaye letteren, konsten en weetenschappen, betrekkelyk.Redenvoering, ingerigt om den vreedzaamen en menschlievenden aart van den Christlyken Godsdienst, uit de H. Schrift en de daadlyke ondervinding, te bewyzen.
| |
[pagina 2]
| |
sche praal wegvalt. Hy werd in dit Leeven welkom geheeten door de vereenigde gelukwenschingen dier Hemelsche Geesten, wier verblyf hy verlaaten hadt, om de gedaante eens Menschen aan te neemen. Dit is de éénige Gebeurtenis, in de Geschiedboeken vermeld, welke verwaardigd werd met zulk een Vreugdebetoon, uitgenomen die der Scheppinge. Wanneer ‘de Hoeksteen der Aarde gelegd werd,’ vinden wy in de Heilige Bladeren vermeld, ‘dat de Morgensterren zamen vrolyk zongen, en alle de Kinderen van god juichtenGa naar voetnoot(*).’ - Deeze HoeksteenGa naar voetnoot(†) der Nieuwe Schepping werd met dezelfde staatlykheid gelegd. Het schynt dat deeze twee Gebeurtenissen de eenige waren, welke eene zo roemryke onderscheiding verdienden: en dat de Verlossing des Menschdoms het Hemelsch Heirleger een werk toescheen, niet min tot Eere van god en tot Heil des Menschdoms strekkende, dan hunne Schepping. Het is, met de daad, in dat licht, waar in de Heilige Schryvers het doorgaans beschouwen. Zy beschryven deeze te wege gebragte verandering als eene nieuwe ScheppingGa naar voetnoot(‡); als de ingang in een nieuw LeevenGa naar voetnoot(§); als de voortbrenging van een nieuw MenschGa naar voetnoot(**); en dikwyls spreeken zy 'er van met spreekwyzen, die een aller in 't oog loopendste toespeeling hebben op de eerste voortbrenging aller dingen. - Christus zelve wordt het Licht van deeze Nieuwe Wereld geheetenGa naar voetnoot(††); en gelyk de Magt en Wysheid van god klaar gezien worden in de dingen die gemaakt zyn in de Natuurlyke WereldGa naar voetnoot(‡‡), zo wordt, ten aanziene van de Geestlyke Wereld, onze Heer, in een nog nadruklyker zin, de Magt en de Wysheid van god geheetenGa naar voetnoot(§§). En, in de daad, indien het vormen van deezen Aardbol uit een verwarden baaijert van strydige hoofdstoffen, indien het daarstellen van den Mensch uit een klomp aarde, en hem eene leevendige Ziel in te blaazen, ten | |
[pagina 3]
| |
spreekenden bewyze strekte van gods oneindige Wysheid en Magt, was het zeker geen minder treffend blyk deezer Godlyke Eigenschappen, den weg uit te vinden om zyne Regtvaardigheid en Genade te vereenigen, Vrede en Zaligheid aan te brengen daar misdaad en elende was, en ‘ons weder leevend te maaken daar wy dood waren in zonden en misdaadenGa naar voetnoot(*).’ En gelyk onze Verlossing niet min ter Eere van god strekte dan onze Schepping, zo was dezelve ook niet min heilzaam voor den Mensch. Wy zouden maar luttel reden gehad hebben om ons te verheugen wegens onze Schepping, hadt het gode niet behaagd ‘ons te herscheppen tot goede werkenGa naar voetnoot(†).’ De Christlyke Leer opende ons eene andere en betere Wereld, ‘een nieuwen Hemel en nieuwe AardeGa naar voetnoot(‡);’ zy herstelde ons in 't bezit van die dingen die ons bestaan alleen bezittenswaardig kunnen maaken, de Gunst van god, de Middelen ter Geluksverkryging, en de Hoop der Onsterflykheid. Daarenboven verdient het onze opmerking, dat deeze wyze van de Geboorteviering onzes Verlossers zeer geschikt was voor het Character van den Messias, en den aart des lasts met welken hy bekleed was. De oude Geschiedboekers bevlytigen zich niet zelden, om de geboorte der Oorlogshelden en Wereldvermeesteraaren aan te kundigen met voortekenen van eene ontzettende natuur; in dit opzigt zich aanpryzende, dat hunne vercieringen wel geschikt waren naar de Persoonadien, de Vyanden en Rustverstoorders des Menschdoms. De Vriend en Zaligmaaker des Menschdoms kwam ter Wereld onder de verklaaringen van algemeenen Vrede en Goedgunstigheid. Ten deezen opzigte voerden de Engelen des Hemels de doorgaande taal der Schriftuure in de beschryving van den Messias. Zy spreeken van hem op eene wyze als hy van zich zelven sprak, op eene wyze zo als de Propheeten voorheen van Hem spraken, en de Apostelen zich naderhand lieten hooren. Hy wordt by jesaia de Vorst des Vredes geheeten, en wy leezen ‘dat 'er geen einde zal zyn aan de grootheid zyns Ryks en des VredesGa naar voetnoot(§).’ | |
[pagina 4]
| |
Een weinig laager wordt zyn Ryk beschreeven onder de vreedzaamste zinnebeelden, welke men zich met eenige mogelykheid konne voorstellen: ‘de Wolf zou met het Lam verkeeren, en de Luipaard zich by het Geitenboksken nederleggenGa naar voetnoot(*).’ Zyn Werk van Regtvaardigheid is VredeGa naar voetnoot(†), en hy maakt met het Menschdom het Verbond des VredesGa naar voetnoot(‡). De Heiland zelve vermeldt zynen Jongeren ‘dat zy in Hem Vrede zouden hebbenGa naar voetnoot(§);’ en het is een Erfgoed, 't welk hy hun bespreekt: ‘mynen Vrede geef ik u, mynen Vrede laat ik uGa naar voetnoot(**).’ - De gewyde Schryvers blyven dezelfde taal voeren, in hunne Schriften. ‘Het Koningryk van god is Vreugde en VredeGa naar voetnoot(††).’ Zyn Euangelie wordt ‘het Euangelie des Vredes’ geheetenGa naar voetnoot(‡‡); den Vrede toe te wenschen is de bestendige groete aan die zy schryven. - Eene zo merkwaardige veelvuldigheid en overeenkomst in het gebruik en de toepassing van dit woord wekt eigenaartig onze nieuwsgierigheid op om de meening van 't zelve naa te spooren, en het is der moeite waardig te onderzoeken in welken zin, of meeningen, christus gezegd mag worden Vrede op Aarde gebragt te hebben. 't Welk ons van zelve zal brengen tot het bewys van het laatste gedeelte des Lofzangs der Engelen, dat de Geboorte van christus het doorslaandst blyk was van gods Genegenheid tot het Menschdom. I. De eerste en belangrykste zin, in welken onze Heer gezegd mag worden ons den Vrede aangebragt te hebben, was door de Zonde der Wereld op zich te neemen, en daar door onzen Vrede met god te maaken, en in gevolge hier van ons dien Vrede der Ziele te schenken, welke de Wereld niet kon geeven. ‘Hy is onze Vrede,’ schryft Apostel paulus, ‘op dat hy ons met god mogt bevredigenGa naar voetnoot(§§).’ ‘De straffe die ons den Vrede aanbrengt was op HemGa naar voetnoot(***).’ ‘Geregtvaardigd zynde | |
[pagina 5]
| |
door het Geloove, hebben wy Vrede met god, door onzen Heere jesus christusGa naar voetnoot(*).’ Uitdrukkingen van deezen en dergelyken aart zyn zo veelvuldig in de Heilige Bladeren, dat het onmogelyk is derzelver kragt weg te verklaaren. Deeze Uitdrukkingen bewyzen ten vollen, dat de Vrede, welken onze Zaligmaaker op Aarde bragt, in den eersten zin van eene Geestlyke Natuur was; dat, wanneer wy in Vyandschap met god stonden, onze Vrede met Hem gemaakt werd door den Dood zyns Zoons; dat hy zichzelven voor ons overgaf ten Offerande aan god; en dat dit het voornaame gezigtspunt is, waaruit zyne Godlyke Zending, in de Heilige Bladeren, de Godlyke Zending van jesus, beschouwd wordt. En geen wonder. Dit was het geen 't Menschdom 't meest behoefde, en 't geen de Natuurlyke Godsdienst hun minst kon verschaffen. Wat eisch ook de Rede moge maaken op de kennis van eenen Toekomenden Staat, of een volkomen Regel van Zedelyk gedrag, was, nogthans, het uitvinden van de Verzoening, welke god zou willen aanneemen voor de Zonde der geheele Wereld, eene ontdekking, welke de verste strekking van haare bekwaamheden te boven ging. Dat 'er eenige Verzoening noodig was zagen de Heidenen duidelyk. Zy zagen, dat, indien 'er een god was, die god behaagen moest scheppen in de Deugd, en mishaagen vinden in de Ondeugd. Zy wisten dat zy niet deugdzaam waren, en derhalven niet in gods Gunste konden staan. Hun schynt zelfs het eerst en volftrekt noodzaaklyk vereischte ontbrooken te hebben ter geruststelling, dat Vergiffenis op eenige voorwaarde te bekomen was. Der Heidenen Jupiter was gewapend met Donder en Blixem; hy hadt de Bedienaars zyner Wraake altoos by de hand; dan zy hadden geene zinnebeelden om Jupiter's Genade te vertoonen. 'Er was, in de daad, eene mogelykheid, misschien eene waarschynlykheid, dat de Godheid hunne Zonden zou vergeeven; doch 'er was ook eene mogelykheid, dat zy het niet zou doen: en de mogelykheid zelve van blootgesteld te zyn aan de wraake van een Weezen, zonder genade en onwederstandlyk almagtig, was genoeg om hun | |
[pagina 6]
| |
van wanhoope te doen wegkrimpen. - Maar, welke hoope zy ook mogten koesteren om de Godheid door gepaste middelen te verzoenen, zy konden slegts weinig hoop hebben om deeze middelen uit te vinden. - De Offeranden van Dieren was de Verzoening, waar op zy meest vertrouwden; (een duidelyk bewys, op dat ik dit in het voorbygaan opmerke, dat de noodzaaklykheid van eenig Dierlyk Offer diep geworteld was in der menschen hart) maar zy waren hier mede zelf niet altoos voldaan. Op niets een volkomen vertrouwen hebbende, beproefden zy alles. Zy liepen van het eene redmiddel tot het andere, gelyk Menschen, op 't punt van vergaan, elk ding aangrypen, dat eenigen schyn van een redmiddel vertoont. Van hier dat ongelooflyk groot getal van Godheden, Tempels, Altaaren, Feesten, Spelen, Offeranden, Bedestonden, Ommegangen; met één woord, die oneindige verscheidenheid van Plegtigheden en Bygeloovigheden, die ten overtuiglyken bewyze strekken van hunne Ongerustheid, maar geenzins van hunne kennis aan het middel om die weg te weeren. Hier in dan gaf de Euangelische Bedeeling ons Vrede, waar niets menschlyks denzelven kon verschaffen. Hier uit weeten wy, dat god barmhartig, langmoedig en groot van Goedertierenheid, is. Wy weeten dat hy met ons verzoend is door den Dood zyns Zoons. Wy weeten teffens het middel, om die Genade, welke christus ons bezorgd heeft, te behouden; en aan de elende des Misdryfs is niet langer gehegt de knaaging van niet te weeten, hoe de Verzoening te bekomenGa naar voetnoot(*). Wy zyn verzekerd, ‘dat jesus het Lam gods is, 't welk de zonde der wereld wegneemt; - dat hy kwam om te zoeken en zalig te maaken 't geen verlooren was, en dat wie in hem gelooft niet verlooren gaat, maar het Eeuwig Leeven heeftGa naar voetnoot(†).’ In dit opzigt, derhalven, dat is in het gewigtigste van alle menschlyke belangen, heeft de geringste Christen meer waare tevredenheid, genoegen en voldoening, dan al de Geleerd- | |
[pagina 7]
| |
heid en Wysheid van alle Wysgeeren op Aarde, oude of hedendaagsche, ooit konden verschaffen. Maar II. Het is niet alleen in eenen Geestlyken zin, dat onze Verlosser Vrede op Aarde bragt, het is ten zynen opzigte ook teffens waar, dat hy het deed ten opzigte van het Tydlyke. Die Goedaartigheid van gesteltenisse, en Zagtmoedigheid van gedrag, welke hy zo bestendig en zo vuurig aanbeval, en door Leer en door Voorbeeld, waren geheel geschikt om Vrede en Eensgezindheid onder het Menschdom te bevorderen, en hun zamen te binden door den algemeenen band van Liefde en Genegenheid. Vertoonde zich ooit de Vrede in eene uiterlyk zigtbaare gedaante, 't was in den Persoon onzes gezegenden Heilands. Zyn geheele leeven en verkeering was 'er een eenpaarig vertoon van; in zo verre, dat, ook ten deezen opzigte, van Hem verzekerd moge worden, ‘dat 'er geen einde was aan den Vrede door Hem aangebragtGa naar voetnoot(*).’ Het zou geen moeilyke, noch onaangenaame, taak weezen, den invloed van dit beginzel, van zynen vroegsten Leeftyd tot zynen laatsten adem, naa te gaan, en zamen te brengen eene zeer ongemeene en treffende verzameling van omstandigheden; alle zamenloopende, om de eenpaarigheid van de werking deezes beginzels, door 't geheel beloop zyns Leevens, te vertoonen. Maar het zal, voor tegenwoordig, genoeg zyn, op eenige van de meest in 't oog loopende stil te staan. - Men heeft dikwyls aangemerkt, dat christus in de Wereld kwam in een tyd van bykans algemeenen Vrede. Zyne Geboorte werd, (gelyk wy gezien hebben) eerst, met deeze betuiging, den Veehoederen bekend gemaakt; Menschen, over 't algemeen gesprooken, van eenen vreedzaamen en onbeledigenden aart. De jaaren zyner Kindschheid bragt hy door in eene pligtmaatige onderwerping aan zyne aardsche Ouderen; en, naa dat hy op het openlyk tooneel deezer Wereld verscheen, betoonde hy dezelfde vreedzaame onderwerping aan zyne wettige Overheden. De Persoonen, die hy verkoos om zyne Medgezellen en Getuigen van het Werk zyner Bedieninge te zyn, waren lieden van den laagsten rang en de nederigste gesteltenisse. Het eerste Wonderwerk, 't geen hy wrogt, strekte om vrolykheid en genoegen onder de Gasten te bezorgen; en alle strekten zy om het genoegen des | |
[pagina 8]
| |
menschlyken leevens, in eenig gewigtig opzigt, te bevorderen. Nogthans, hoe weldaadig het oogmerk was van deeze en van alle zyne daaden, tragtte hy dezelve te volvoeren, op zulk eene wyze, op zulke tyden, en in zodanige omstandigheden, dat hy niemand eenigen aanstoot gaf, geen nyd, jalousy, of onregtmaatige vermoedens, verwekte. - Hy hadt, ten zelfden tyde, te worstelen met de vooroordeelen, de misverstanden, en verkeerde duidingen, zyner Vrienden, en den diepgewortelden haat zyner Vyanden; egter liet hy niet toe dat een van beiden de bedaardheid van zynen geest stoorde, of de vreedzaamheid zyns gedrags. - Hy verdroeg alle de onverdiende beledigingen zyner Vyanden met meer gedulds dan zyne Jongeren konden verdraagen; en hy was bykans de eenige Man, die zich over de tergende beledigingen, hem aangedaan, niet verzette. Die zelfde liefde tot den Vrede bleef hem tot zyn einde by. Het zwaard, te zyner verdediginge getrokken, beval hy op te steekenGa naar voetnoot(*), en heelde de wond, daar door toegebragtGa naar voetnoot(†). Schoon hy ‘zyn Vader zou hebben kunnen bidden om hem twaalf Legioenen Engelen by te zettenGa naar voetnoot(‡),’ duldde hy het nogthans, ‘dat hy als een Lam ter slachtinge geleid werd; en, gelyk dat stom is voor zyne Scheerders, zo deedt hy zyn mond niet opGa naar voetnoot(§).’ Gelyk hy leefde, zo leerde hy: ‘want hy sprak tot zynen Volke van VredeGa naar voetnoot(**).’ De hoofdinhoud zyner Leerredenen was, om uit de gemoederen der Menschen te verbannen alle die boosäartige en onrustige driften, welke de Wereld met wanörde en elende vervullen, en in derzelver plaatze in te voeren alles wat strekte om wraak te verbannen, gevoeligheid te verzagten, en Vrede te bevorderen; aan te pryzen een zagtaartig en onbeledigend gedrag; een geduldig verdraagen van beledigingen; eene medelydende geäartheid voor de elenden van anderen, en eene weldaadigheid zo uitgestrekt als de Schepping Gods. - Trad hy ergens binnen, hy zeide | |
[pagina 9]
| |
den Huize Vrede aan by zyne groeteGa naar voetnoot(*). Indien de boetvaardige en verlegen Zondaar voor hem nederviel, en knielende om genade smeekte, sprak hy, gaa heen in Vrede, en zondig niet meerGa naar voetnoot(†). Steeds maande hy zynen Jongeren aan, ‘om Vrede met elkander te houden, hunne Vyanden te beminnen, te zegenen die hun vloekten, goed te doen die hun haatten, en te bidden voor die hun geweld aandeeden en vervolgdenGa naar voetnoot(‡).’ [Wy breeken hier af, van wegen de uitvoerigheid deezer Leerreden, en bespaaren het overige gedeelte, 't geen deeze Redenvoering eigenlyk tot eene Wedergade, of Vervolg, op de laatst voorgaande maakt, tot de eerstkomende gelegenheid.] |
|