De Negers, Tooneelspel; gevolgd naar het Hoogduitsch van A. von Kotzebue, door P.G. Witsen Geysbeek. Te Amsterdam, by J.R. Poster, 1796. In 8vo. 131 bl.
Belyden Schryver en Overzetter, dat, by 't bewerken van dit Toneelstuk, een traan van medelyden, hun oog ontvallende, hun Geschrift bevogtigde; wy bekennen, dat ons, by 't leezen van hetzelve, meermaalen een koude gril door de Ieden reed, wegens de onmenschelyke wreedheid, die onze zwarte Medemenschen, de Negers, van onbarmhartige en wreede Europeaanen, maar al te veel, tot schande der menschheid, moeten ondergaan. - Het stuk zelve is uitmuntend geschreeven, en schildert, met grievende trekken, de bloedige mishandelingen, die dit ongelukkig gedeelte des Menschdoms aangedaan worden. - Sterk contrasteeren zich, in hetzelve, de, der menschheid waardige, gevoelens en denkbeelden deezer, zogenaamde, Wilden, met die van, zo men voorgeest, beschaafde Europeaanen, die van belydenis Christenen heeten: maar niet min trefsend is het onderscheid, dat hier getekend word, tusschen eenen medogenloozen, winzuchtigen en wellustigen, Engelschen Planter, die zich beroemt op het uitvinden en bedryven van wreedheden, waarvan het menschlyk hart, dat slegts één greintje van gevoeligheid bezit, beevend moet terug deinzen, en tusschen zynen Broeder, eenen edel denkenden man, die, geheel menschenliefde, zich ontfermt over het lot van de ongelukkige Slaaven, de voorwerpen van de onmedogende woede zyns Broeders, en twee van hen, die, door de tederste banden van Echte-liefde aan elkander verbonden, door den gruwzaamen Planter, ter voldoening aan zyne wellustige driften, van elkander stonden afgescheurd te worden, voor meer dan de helft zyner bezittingen vrykoopt. - De Vertaaler heeft, van de tweeërleije ontknooping van het oorspronglyke, gelukkig die gekoozen, welke de meeste eer aan 't menschlyk hart doet; en, in stede van de Echtgenoote des Slaaven door hem te laaten doorsteeken, laat hy hen beiden door den edelmoedigen Broeder des wreeden Planters verlossen. - Mogt dit stuk medewerken om eenmaal deeze snoodheden te doen ophouden,